Floddermutsen uit Weststellingwerf

Kanten mutsen waren een deel van de oorijzerdracht van Friesland. Ook de gemeente Wetstsellingwerf hoort bestuurlijk tot de provincie Friesland. De vorm van de mutsen in Friesland werd sterk beinvloed door de mode. De slanke Empiremode leidde in de 19de eeuw tot een nieuw type muts. Daarbij was er een ontwikkeling van de kleine Duitse muts naar de floddermuts, waarvoor veel minder kant nodig was. Ook de kant die voor die mutsen werd gebruikt was vaak modieus, van Antwerpse pottenkant tot de verfijnde Biedermeier boeketjes in de Rijsselse kanten. Daarnaast had men in Friesland een voorliefde voor de speciale mutsenkanten uit België met een klassiek symmetrisch patroon.Transparante geborduurde batist en tule werden bij feestelijke gelegenheden gebruikt voor de halsdoeken of tipdoeken en sierschorten.
De floddermuts wordt wat betreft de rand, het soort kant en de mutsenbodem beschreven in het boek 'het Fries Kostuum' en in het tijdschrift en de jaarboeken 'Het Costuum', van de Kostuumvereniging

Weststellingwerf

In hoeverre in de Friese gemeente Weststellingwerf kanten mutsendracht specifiek te noemen is valt door mij moeilijk aan te geven. De voorouders waarvan ik foto's heb dragen in verschillende perioden alle een Friese muts die op dat moment in zwang was.

Van enkele andere vrouwen in Wetstellingwerf heb ik mutsen gezien en daarbij kan ik opmerken dat de dracht begin twintigste eeuw eenvoudiger was dan voor die tijd. De mutsen van mijn grootmoeder waren ook vrij eenvoudig. Ik vergelijk dit met de dracht die te zien is op foto's van mijn overgrootmoeders, betovergrootmoeders en op twee foto's van bet-bet-over-grootmoeders. De stroken rondom de mutsen waren bij de oude mutsen breder. Verschil in opmaak was er ook. Bij de oudere exemplaren viel de achterste strook sluik naar beneden. Daarvan ziet u hiernaast een voorbeeld. De latere mutsen waren strak geplooid naar achteren. Nog later viel de achterste strook weer naar beneden.

Op de foto's bij de tekst worden de diverse vormen van de mutsen getoond.

Aan het kant dat bewaard is gebleven is te zien dat er in de tweede helft van de 19e eeuw duurder kant werd toegepast. Verder heb ik doorgestikte tule, gehaakte en gebreide mutsenbodems. Waarschijnlijk werden de mutsenbodems van deze makelij op minder belangrijke dagen gedragen of is het zuinigheid?

Toen ik enkele mutsen bij iemand bracht om ze te laten wassen en opmaken ontlokte dat de vrouw waar ik ze bracht de opmerking als zouden de mutsen karkateristiek zijn voor een bepaalde grensstreek. Friese en Drentse mutsen verschillen van elkaar wat het aantal plooien van de achterste strook betreft. De grootmoeder van wie de mutsen geweest waren die ik bij bovenstaande zegsvrouw bracht had ze geerfd van haar schoonmoeder, niet van haar moeder of grootmoeder, zoals meestal het geval is. Schoonmoeder had relaties met Noord-West Overijssel en haar grootmoeder van vaderszijde was van Friese afkomst. Maar haar overgrootmoeder zou van Drentse afkomst kunnen zijn.

De geerfde mutsen waren qua aantal plooien Drents. De Stellingwerven waren in cultureel opzicht een grensstreek tussen Overijssel, Friesland en Drente. In ieder geval droegen mijn voorouders verder Fries georienteeerde mutsen. De grootmoeder waarnaar ik genoemd ben droeg maar kort de Friese dracht.