vv

 

Bestuur van Friesland en de ongedeelde grietenij Stellingwerf in de tijd van de Saksische hertogen

"Alinne deugd makket wiere adel'.

Toen de Habsburgse heerser Karel V de grietman Lyckle Eables, die eerst grietman was van heel Stellingwerf en later van Weststellingwerf wilde belonen voor zijn trouw aan het gezag van de Saksische hertogen en daarna Karel V zou Lyckle Eables een verheffing in de adelstand geweigerd hebben onder het uitspreken van de woorden: 'alinne deugd makket wiere adel'. Hij geeft in mijn ogen uitdrukking aan het besef van de Friese vrijheid, waarbij er in Friesland geen adellijke overheersers waren. De Friese vrijheid verdroeg zich niet met een adellijke titel. Laten we de lotgevallen van Friesland in de Saksische tijd en van Stellingwerf in het bijzonder nader volgen.

Bij de behandeling van de oorlogen aan het begin van de 16e eeuw in het artikel 'Friesland onder het regiem van de Saksen' hebben we gezien, dat een groot deel van Friesland tussen 1498 en 1500 werd onderworpen.. De Stellingwerven huldigden hertog Albrecht van Saksen in juli 1500. We gaan hier de bestuurlijke veranderingen behandelen, die de Saksers in Friesland doorvoerden, door alle oorlogshandelingen van verschillende strijdende partijen heen, waarbij het zo moet zijn geweest dat het gezag van de Saksers slechts in beperkte maten kon worden geëffectueerd. (1) In feite was in de tijd van de Saksers een gedeelte van Friesland in handen van de Geldersen, en Stellingwerf heeft dan ook een tijdje twee grietmannen gehad: een namens het Saksische bestuur en een namens de Geldersen.

Op 20 juni 1498 al wordt door keizer Maximiliaan een officiële aanstellingsbrief uitgevaardigd, waarbij Albrecht van Saksen werd aangesteld als erfelijke rijksgubernator van Friesland. Hij kreeg als zodanig en als potestaat namens het Heilige Roomse Rijk het gezag over Oostergo, Westergo, Zevenwouden, Stellingwerf, de Groningse gebieden met de Ommelanden, Dithmarschen, Wursten en de Stranndfriesen = Noord Friesland. De hertog bleek net als zijn zonen die hem opvolgden niet in staat om al deze gebieden onder het bewind van de Saksen te krijgen. De gebieden waarin de hertog macht kon uitoefenen waren Westergo, Oostergo, Zevenwouden, Stellingwerf vanaf juli 1500 en deels de Ommelanden van Groningen. De rest van de Ommelanden, en Groningen, kwamen onder het bewind of in ieder geval onder invloed van de graaf van Oostfriesland in mei 1506. In de Ditmarschen, Wursten en bij de Stranndfriesen kregen de hertogen ook geen invloed. Hieronder ziet u een kaartje van de gebieden die volgens de aanstellingsbrief onder het gezag van de hertog hadden moeten vallen. (Illustratie uit voetnoot (1)

vv

verdere inrichting van het bestuur

Op 25 juli 1499 benoemde Hertog Albrecht een college van raadsheren Hij had zijn zoon Hendrik aangesteld als 'verweser' = plaatsvervanger van de hertog. Het college van raadsheren moest zijn zoon Hendrik in de regering van het land bijstaan. Deze Hoge Raad wordt wel gezien als begin van het latere Hof van Friesland. Verder werd een Saksische kanselier benoemd die het toezicht had over de kanselarij, waar de belangrijke stukken werden bewaard. De leiding van de financiën en het innen van belastingen uit de steden werd opgedragen aan een rentmeester-generaal. Zo werden overkoepelende instututies opgericht die de belangrijkste taken moesten overnemen van de lagere bestuursinstellingen om op die wijze eenheid te brengen in het bestuur. Maar die vaak zelfstandige lagere colleges werden ook verder onder de macht van de hertog gebracht. Grietmannen werden voortaan door hem aangesteld en zij werden de facto ambtenaren van de nieuwe staat. De leding van de grietenij kwam dus in handen van de grietman, aangesteld door de landsheer. Zijn taken lagen zowel op het gebied van het bestuur als op dat van de rechtspraak. In de latere periode van zijn bestuur wist de hertog zijn invloed uit te breiden in de steden door de aanstelling van ambtsmannen en de benoeming van andere stedelijke functionarissen, waarbij de stedelingen nog wel een voordracht konden doen.

Maar de Friezen waren niet erg blij met de maatregelen die Hendrik en Albrecht namen. Zo werd besloten tot de afbraak van stinsen en de bouw van blokhuizen in Leeuwarden en Harlingen, waarbij het afbraakmateriaal van de stinsen gebruikt werd. Bovendien ging Hendrik belastingen innen zonder instemming van de landsdag, en dit maakte de hertog gehaat. Frieze troepen gingen Hendrik in Franeker belegeren, om hem weg te krijgen. Hij werd daarop door zijn vader Albrecht bevrijd, die met een leger naar Friesland was gekomen. De hertog ging daarna naar Groningen, om die stad tot gehoorzaamheid te dwingen. Het beleg van de stad eindigde echter plotseling omdat hertog Albrecht in september 1500 overleed in Embden.

vvHertog Hendrik riep de hulp van zijn broer George in om Friesland te besturen. Er kwam in april 1501 een verdrag tussen de beide broers, voor de gemeenschappelijke uitoefeing van het gubernatorschap. Ondertussen waren er onderhandelingen met Philips de Schone om aan die vorst de rechten als gubernator te verkopen. De overeenkomst tussen Hendrik en George betekende dat het Saksisch bestuur kon worden voortgezet. Hertog George stelde geld beschikbaar uit zijn Saksische erflanden om dat te doen.

In maart 1501 al, dus vlak voor de overeenkomst tussen de beide broers, werd de Friese ordonnantie uitgevaardigd, waarin taken, rechten en plichten van een stadhouder en zijn bestuursraad werden vastgeleged. Stadhouder werd Hugo van Leisning, die het centraal gezag herstelde na de opstanten van de Friezen tegen Hendrik. De inning van belastingen en de betaling van huurlingen in het leger werden geregeld.

Hiernaast ziet u het portret van hertog George. Illustratie uit voetnoot (1). In 1504 besloot hertog George van Saksen de rechten van zijn broer Hendrik over te nemen. Hij kwam naar Friesland en liet zich huldigen als gubernator. Al tijdens zijn verblijf in Friesland ging hij voortvarend tewerk. Er kwamen twee ordonnanties, nl een voor het bestuur en de financiën (Ordonnatie op de raad en de kanselarij) en een ordonnantie over de rechtspraak (Saksische ordonnantie). Op basis van deze maatregelen zou het bestuur in de daarop volgende jaren een professioneel ambtenarenapparaat worden, waarbij op basis van een verbeterde administratie allerlei maatregelen werden genomen, zoals de invoering van het Register van Aanbreng en de inpoldering van Het Bildt. In de Skasische Ordonnatie werden de rechten en plichten van de grietman uitgebreid vastgelegd. Op de nalveing van de Ordonnantie moesten de grietmannen de eed afleggen.

Op lokaal niveau werd het bestuur uitgeoefend door de steden en de grietenijen die de geografische eenheid vormden waarbinnen het lokale bestuur en de lagere rechtspraak werden uitgevoerd. In de grietenij was de grietman voor al die taken verantwoordelijk. De stadhouder stond aan het hoofd van het bestuur en was de plaatsvervanger van de hertog George, waarvan hij instructies ontving en waar hij mee overlegde. Stadhouder en raadsheren vormden het hoogste regeringscollege en de stadhouder was ook president van het Hofgerecht, de hoogste instantie op het gebied van de rechtspraak. In het Hofgerecht zaten ook twee juristen en vier bijzitters die vaak uit Friesland afkomstig waren. Zij behandelden halszaken en waren het college waar je beroep kon instellen tegen besluiten van lagere rechtscolleges. Maar je kon ook nog in beroep gaan bij de hertog of bij het Opperste Hofgerecht in Leipzig. Omdat de Friezen formeel de status hadden van 'Rijksonmiddelijkheid' dus direct onder het Roomse Rijk vielen, kon ook beroep ingesteld worden bij het Rijkskamergerecht. De belanrijkste functies, dus stadhouder, kanselier, rentmeester-generaal en ambtman werden niet aan Friezen gegeven. Uitzonderingen waren Frans Minnema, een hoofdeling uit Leeuwarden, die rentmeester-generaal is geweest en de hoofdeling Hessel Martena die ambtman is geweest.

In 1514 brak er een oorlog uit tussen hertog George en de graaf van Oost Friesland, Edzard Cirksena, die formeel stadhouder in Groningen was voor de hertog, maar die een zelfstandige politiek voerde. De hertog van Gelre kreeg de rechten overgedaan van Edzard. Daarom moest de hertog ook oorlog voeren tegen de hertog van Gelre, die met zijn Geldersen optrok naar Friesland en plunderde en roofde. De Saksische troepen kunnen geen stand houden en trekken ook plunderend rond, in een groep die wel de 'Zwarte Hoop' wordt genoemd. Deze oorlogen in 1514-1515 bracht echter zo hoge kosten voor hertog George met zich mee, dat hij in grote financiele moeilijkheden kwam. Daarom was hij gedwongen op 19 mei 1515 zijn erfelijke rechten op de Friese gebieden te verkopen aan de Bourgondische of Habsburgse keizer Karel V.  

vvIllustratie van de in druk verschenen Saksische Ordonnantie. (Statuten ende lantrechten vanden lande west Vrieslant.) Zwolle c.a. 1506, gedrukt bij Peter van Os van Breda. Illustratie bron: zie voetnoot (1).

Op de troon zit een gekroonde vorst met in zijn rechterhand een scepter. In aanwezigheid van twee adviserende raadslieden dicteert hij aan een schrijver die aan zijn voeten zit de ordonnantie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Saksen in Stellingwerf

Onder het Saksische bestuur werd Friesland verdeeld in dertig greitenijen, waaronder de grietenij van het ongedeelde Stellingwerf, dus 1 grietenij voor wat later Oost en Weststelling werf zou worden. In 1504 wordt ene Lammert Piers als grietman van Stellingwerf genoemd. Wellicht is hij aangesteld tijdens de invoering van het staatsbestuur door Hertog George van Saksen, dat tot uiting komt in de twee bovengenoemde ordonnanties van 1504. Het ongedeelde 'Stellingwerf'was dus ook een grietenij onder de Saksers. De grietman moest voor orde en veiligheid zorgen, zorgen voor het onderhoud van dijken en wegen en rechtspreken. De dorpen behouden nog hun stellingen, die de grietman bijstonden in de rechtspraak. Maar in deze woelige tijden kan moeilijk van orde en rust worden gesproken.

De opvolger van Lammert Piers was de in het begin genoemde Lykele Ebelens, ook wel geschreven als Lyckle Eabelens. Lyckle had een stins in Nijeholtpade, de Friesburg. Volgens Henk Bloemhoff blz 8 is de oudst bekende oorkonde waaruit blijkt dat hij grietman was uit 1508. (2). Het gaat daarbij om een transactie betreffende enkele inwoners van Oudetrijne en Oldelamer, waarin zizjn naam wordt genoemd. Ook in 1510 is Lyckle nog grietman. Bij de overdracht van het bestuur aan Karel V in 1515 is hij ook nog grietman van een ongedeeld Stellingwerf. Toen de grietenij Stellingwerf werd gesplitst in Oost en Weststellingwerf, dus in twee grietenijen, bleef hij grietman van Weststellingwerf tot 1534 of 1536. Lyckle is ook nog in die tijd grietman van Schoterland geweest. In 1534 of 1536 moet hij ook gestorven zijn. En van hem is dus de gevleugelde uitspraak 'alinne deugd makket wiere adel'. Hij trouwde met ene Johanna en zij kregen in ieder geval een zoon, Lubbert Lyckles, die de opvolger werd van zijn vader als grietman van Weststellingwerf. Lyckle is de stamvader van het geslacht Lycklama a Nijeholt. Verschillende leden van dit geslacht zijn later ook grietman van Weststellingwerf geweest.

Op wikipedia is veel over de familie te vinden, o.a. een genealogie van de familie en een levensbeschrijving van de stamvader, Lyckle Eabelens. Ook de stins Friesburg waar deze woonde is beschreven.

.

(1) Bovenstaand artikel is grotendeels een samenvatting van de inleiding bij 'Saksers yn Fryslan'. Saksisch bestuur in Friesland 1498-1515. Catalogus bij de tentoonstelling in het Fries Museum 30 mei tot 31 augustus 1998. Samenstelling catalogus: drs P. Baks en drs E.O. van der Werff.

(2) Rentmeestersrekeningen van Stellingwerf-Oosteinde en Stellingwerf-Westeinde. (1524-1531). Tekstuitgave met toelichting. Inleiding taelbeschouwing en woordeliste: Henk Bloemhoff. Stichting Stellingwarver Schrieversronte Berkoop, 2017.

samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende