vv

 

Het scharrerecht op de Oldetrijnster Maden

Strikt genomen is onderstaande analyse van het scharrerecht gebaseerd op 18e eeuwse en 19e en 20e eeuwse bronnen, maar het is opgenomen bij de middeleeuwen vanwege de hieronder uitgelegde, enigzins speculatieve veronderstelling, dat dit recht teruggaat op rechtssystemen in de middeleeuwen.

Er heeft in Oldetrijne ook een soort weiderecht van de dorpsbewoners/boeren bestaan. Reeds Naarding vermoedde het bestaan van dit recht omdat hij de uitdrukking ‘1 scheer of koeweide op de Maden in Oldetrijne’ tegenkwam. 1 scheer zou dan betekenen: het recht om 1 koe op de maden te weiden. Volgens Naarding is scheer verwant aan skar of schar, dat verwijst naar het scharrerecht, het recht om vee in te scharen op de gemeenschappelijke weiden. Bouwer heeft op blz 91 een nadere beschouwing aan 1 scheer gewijd.
Over het scharrerecht op een deel van de Maden, de Merriemaden is het een en ander bekend uit de stukken over een ruilverkaveling van de Merriemaden, die in 1929-1930  heeft plaatsgevonden. Het land van deze maden werd tot 1930 gebruikt als grasland waarbij het bij een gedeelte ervan om Blauwgrasland ging. Ieder jaar stroomde het water van de Linde over het land, een vruchtbare laag klei achterlatend. Op een deel van het land werd een moerasvegetatie aangetroffen. Overigens ging het om land met weinig opbrengst. De lagere gedeelten langs de Lindedijk hadden vaak een grote overlast door het water, zodat de hooioogst in sommige jaren totaal verloren ging, terwijl in natte zomers de afwatering van de eigenlijke Maden door het totaal ontbreken van greppels onvoldoende was. De landen werden ’s winters overstroomd omdat  de keersluis bij Kuinre ’s winters werd gesloten bij een peil van de Zuiderzee van 1.02 M + NAP. Door de totstandkoming van de Driewegsluis bij de Helomavaart en de verandering van de keersluis bij Kuinre in een schutsluis is de Linde omstreeks 1930 echter afgesloten en werden de Merriemaden niet meer overstroomd De Merriemaden waren 67 hectare groot en op ongeveer 47 hectare van de Merriemaden rustten naweiderechten, die in handen waren van zowel eigenaren als van niet-eigenaren van de grond. Het aantal naweiderechten, de zogenaamde scharren, bedroeg 89. In een rapport naar aanleiding van de ruilverkaveling wordt een verklaring voor het ontstaan van de naweiderechten gegeven. Hun ontstaan zou te danken zijn aan het oorspronkelijk geheel ontbreken van uitwegen uit de Maden naar openbare wegen. Volgens het rapport hebben de Maden vroeger bestaan uit minderwaardig rietland. “Door de geregelde overstroming met Zuiderzeewater werd langzamerhand een laag klei aangevoerd en stegen de gronden zodoende in waarde. Men begon de behoefte aan uitwegen te voelen en naar het schijnt heeft men toen aan vier tussen de Maden en de weg Nijetrijne-Oldetrijne gelegen eigenaren gevraagd hun uitweg voor de Maden te verlenen. Als schadeloosstelling zouden daarvoor de naweiderechten gegeven zijn”.
In het rapport wordt gesteld, dat oorspronkelijk volgens deze theorie slechts enkele personen naweiderechten hadden, dus de boeren over wiens land de eigenaren van land in de Merriemaden moesten gaan, en dat dit klopte omdat er in 1930 nog 2 personen waren, die elk ongeveer 20 naweiderechten hadden, dus ongeveer de helft van het totale aantal. Volgens deze theorie zouden dan de andere ongeveer 40 naweiderechten of scharren oorspronkelijk ook van maar enkele  eigenaren zijn geweest, maar door vererving over meerdere personen zijn verdeeld. Overigens konden de scharrerechten ook bij andere personen terechtkomen door verkoop. De scharrerechten waren althans reeds in de tweede helft van de 19e eeuw gewoon verhandelbaar; op 12 december 1876 worden voor Sjerp van der Molen c.s. twee zathe en landen verkocht met daarbij vier en een half schar Medeweide, op de Marriemaden onder Oldetrijne. Bovendien konden oudere boeren in Oldetrijne zich nog het bestaan van drie uitwegen herinneren; omstreeks 1930 bestonden er nog twee, waarvan de westelijke het meest werd gebruikt. Het is de vraag of deze theorie klopt. Op 26 september 1792 laat Alt Roelofs, stelling te Sonnega en mederechter van Weststellingwerf, zijn testament opmaken. Hij was erg rijk en had geen kinderen. In het testament volgt een lange opsomming van gelden en roerende en onroerende goederen die hij aan een reeks van personen vermaakt. ‘Legateere aan Claasje Hendriks thans dienstbaar bij mij testator een somma van Een duizend Caroliguldens,….., en vier een tweede Scheerweide daaronder een peerdeweide op de Maden te Oldetrijne, voorts….
En even verder: ‘Legateere aan mijn dienstknegt Lammert Welmers ongeveer ses en een vierde mad maden, op de maden onder Oldetrijne geleegen, met de weide daarbijbehorende…
Uit dit testament blijkt, dat het scharrerecht op de maden in Oldetrijne in de 18e eeuw in ieder geval al bestond. Bovendien wordt niet over de Merriemaden gesproken maar meer in algemene zin over ‘de maden’. Uit dit bericht blijkt in de eerste plaats, dat er verschillende soorten weiderechten waren: het kon een recht zijn om koeien op de maden te weiden, maar het kon ook op paarden betrekking hebben. In het bovenstaande testament wordt gesproken over een ‘peerdeweide’. Er werd dus een onderscheid gemaakt tussen peerdeweide en koeweide. Het is verder ook de vraag, of dit scharrerecht alleen voor de Merriemaden heeft bestaan of dat het in Oldetrijne meer algemeen voor langs de Lindedijk gelegen landerijen opging, die periodiek door het rivierwater werden overstroomd. Als dat het geval is zou dit kunnen betekenen dat er in tegenstelling tot bovenstaande theorie sprake is van een scharrerecht, dat teruggaat op gemeenschappelijk bezit dan wel gebruik van de maden door de dorpsbewoners in de middeleeuwen en niet van een specifieke regeling die pas in latere eeuwen tot stand is gekomen. Meer zoals het geval is bij de naweide rechten in de Broeklanden bij Oldemarkt en bij Ter Idzerd. Het is onduidelijk op welke datum dit naweiderecht begon. In Oldemarkt begon dit naweiderecht op 19 augustus en op de Merriemaden zal het ook wel omstreeks die datum zijn geweest. In de jeugd van Hendrik Zijlstra lieten Tjeerd en zijn zoon Pier Dijkstra hun vee in de Merriemaden grazen. Maar er waren ook boeren uit Oldeholtpade, bijvoorbeeld Koop Groen, die land hadden in de Merriemaden.

Piet van der Lende. Laatst gewijzigd 22/05/2011.

Naarding blz 43.

Rapport betreffende de ruilverkaveling van gronden, genaamd de “Marrimaden”, gelegen onder de Gemeente Oldetrijne.

  Rapport betreffende de ruilverkaveling van gronden, genaamd de “Marrimaden”, gelegen onder de Gemeente Oldetrijne.

V.K.B. III

Zie testament Alt Roelofs, stelling te Sonnega, 1792, Ryksarchyf Friesland toegangsnummer 345, 1.079, aanwinsten 1968, nr 264.

 

 

samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende