Een fransman beschrijft naast de bovengenoemde esterlins nog enkele munten van de heren van Kuinre. Het eerste stuk dat hij beschrijft is een denier. Het is een getrouwe reproductie van bepaalde kleine deniers uit Brugge; de voorkant draagt het wapenschild van de heren, omzwachteld door een gebroken keel en gouden lambel, met het randschrift DE-CUN-REN. Een lambel is een barensteel, verkorte dwarsstreep met 3 of 5 rechthoekige of zwaluwstaartvormige stukken (hangers) een der meest voorkomende brisures, waardoor men een jongeren zoon onderscheidt. (waar zij hun eigen geldstukken sloegen, versierd met een klimmende leeuw, de staatrt vier geheven, en op de keerzijde een kruis met de woorden: "militis de Cunre").

Op een van deze imitaties van andere munten is de inscriptie van de voorkant SALVE REGINA MAD, een van de oudste voorbeelden van deze religieuze aanroepingen die vervolgens regel geworden zijn in de muntplaatsen. Dan zijn er nog uit de tijd van Hendrik III esterlins, gekopieerd van die van Edward van Engeland en dragende HENS COMES DE CONRE-MO-N-ETA-CON-REN.