vv

Bemiddelaars doen uitspraak in de conflicten tussen de bisschop en Stellingwarf en Scoterwarf.

Regesten van Oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340. Verzameld door Dr. J.W. Berkelbach van Sprengel. Broekhoff N.V. v/h Kemink en zoon. Over den Dom te Utrecht. 1937. Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht). Derde serie no 66.

nr. 262. Blz 107. 1313 Mei 25. crastino Ascensionis Domini.

Gretmannen van Willinge, Fronekere en Wagenbrugge en hun mede-scheidslieden in den strijd tusschen bs. en de mannen van Stellingwarf en Scoterwarf bepalen omtrent de wederzijds toegebrachte schade, dat over en weer de schade vereffend wordt geacht en door de eigen partij zal worden betaald, terwijl interdict en excommunicatie zullen worden opgeheven, nadat die van Stellingwarf, Scoterwarf en Osterze 100 mark sterl., de mark tot 10 sol., zullen hebben betaald en de geestelijken, die onregelmatige handelingen hebben gepleegd, zullen worden hersteld als voor hen een bedrag is betaald, gelijk aan de kosten van een reis naar Rome.

Zegels van Willinge en Wagenbrugge vermeld; uith.; in groen was.
H.S.   oorspr.  R.A.U. b.a. 425.
vid. van 1537 Oct. 20 R.A.U.D. 3460.
afschr. R.A.U. b.a. 47 f. 41 vs.
afschr. van het vid. R.A.U. H.S. 306 * * | no. 381.
Reg.  Reg. bss. 339.

nr 263. Blz 107/108. 1313 Mei 25. in crastino Ascensionis Domini.

Sibico de Hechtum, gretman in Wildinge, zijn mede-rechters en de gretmannen van Fronekere en Wagenbrugge, scheidslieden in den strijd tusschen bs. en die van Stellingwarf en Scoterwarff, verklaren, dat bs. eischte:

i°. schadevergoeding voor de verwoestingen bij Vollenho;
2°. teruggave van 48 hoeven bij Yselhamme — ook van die, welke door de opwonende hoorigen van bs. aan de Frisones waren verkocht, daar alle goederen in de parochie Yselhamme als eigendom of leen van de Utrechtsche kerk onverkoopbaar zijn;
3°. teruggave van alle leen- of tafelgoederen in Stenwic en van het dorp Unne, dat ook tafelgoed is;
4°. afstand van het wereldlijk gerecht van Oyedsgrope tot Hesclersdijc in de parochiën Stenwic en Yselhamme en de parochiën die van deze kerken afhangen;
5°.  de gruit te Stellingwarf;
6°. 8 S jaarlijks van Lameren, half voor bs. en half voor een vasal van hem;
7°. afstand van alle rechten, waarvan bewezen kan worden, dat zij de kerk van Utrecht toekomen.

De tegenpartij heeft al deze eischen als rechtmatig erkend, behalve no. 5, waarom scheidslieden besluiten, dat
i°. alle hoeven in Yselhamme en Stenwic aan bs. zullen komen, maar de Frisones den gekochten weidegrond zullen houden en daarvan jaarlijks op i Nov. per 240 vierkante roeden, i roede 12 voet van Westergo, welke oppervlakte in Westergo puntsemet of talentata heet, in Vollenho 4 Eng. sterl., 3 sterl. tot i gr. zilveren Torn., zullen betalen;
2°. gruit en rechtsmacht ongehinderd aan bs. zullen komen;
3°. de Frisones geen land mogen koopen of pachten van hoorigen van bs.;
4°. de gemeenten van Stellingwarf en Scoterwarf binnen drie dagen deze uitspraak moeten bekrachtigen.

Als medezegelaars treden op de abten van Stauria, Floridicampus en Ludengkerke en de gardiaan der Minderbroeders te Bodeleswerth.

Zegels vermeld; uith. doorgest.; in groen was, alleen Fronekere in wit; gardiaan verloren,
H.S.   oorspr.  R.A.U. b.a. 425.
insertie in de oorkonde van 1313 Mei 26 (vgl. no. 264).
afschr. R.A.U. b.a. 47 f. 43.
Reg.  Reg. bss. 340.
Druk Mr. J.  H. E. Meesters, De Steenwijker Meenthe, Zwolle 1881, Bijlagen, 1.

25 mei 1313. De scheidslieden doen uitvoerig uitspraak tussen bisschop en mannen van Stellingwarf en Scoterwarf. De bisschop eiste:
1. schadevergoeding voor belegering kasteel Vollenho en verwoesting van de omgeving;
2. de bisschoppelijke horigen in Yselhamme hadden landerijen aan de Frisones van Stellingwarf verkocht, dat moet worden geannuleerd;
3. bisschoppelijke leen- en tafelgoederen in kerspel Stenwic en dorp Unna worden gerestitueerd;
4. de wereldlijke rechtsmacht van Oyedsgrope tot Heselersdijc in de kerspelen Stenwic en Yselhamme en in de daarvan afhangende kerspelen wordt aan de bisschop afgestaan;
5. de gruit te Stellingwarf wordt aan de bisschop afgestaan;
6. die van Lameren betalen jaarlijks 6 pond;
7. restitutie van alle goederen en rechten die bewijsbaar aan de kerk van Utrecht toekomen. De tegenpartij wil de gruit van Stellingwarf behouden. De scheidslieden oordelen dat de Frisones de gekochte weidegrond zullen behouden tegen betaling van 4 Engelse sterling; de bisschop krijgt de gruit, overal waar hij wereldlijke rechtsmacht bezit en de gemeenten Stellingwarf en Scoterwarf moeten binnen drie maanden de uitspraak bekrachtigen, Origineel HUA, b.a. inv.nr. 425, reg.nr. 340

25 mei 1313. De scheidslieden veroordelen de mannen van Stellingwarf, Scoterwarf en Osterze tot betaling van 100 mark sterling en de medeschuldige geestelijken tot betaling van een bedrag gelijk aan de kosten van een reis naar Rome. Origineel HUA, b.a. inv.nr. 425, reg.nr. 339

Uitspraak van scheidslieden in ’t geschil tusschen bisschop Guij en de Stellingwerfers en Scoterwerfers.

Afgedrukt in: De Steenwijker Meenthe. Een bijdrage tot de marke- en stadsgeschiedenis. Door J.H.E. Meesters. Zwolle, de erven J. J. van Tijl. 1881. Bijlagen blz 1-10.

In naam des Heeren Amen. Aan allen tot wie deze brief komen zal.

Wij Sybico van Hechtum grietman in de grietenij Wildinge en zijne assessoren, alsmede de grietmannen en Gemeenteregters van Franeker en Wagenbrugge, als scheidslieden of bemiddelaars in 't bij te leggen geschil en twist welke hangende is tusschen den Eerwaarden vader en der Heeren Heer Guij, bij de genade Gods bisschop t' Utrecht, zijne kerk en zijne onderdanen ter eene zijde, en de ingezetenen van Stellingwerf en Scoterwerf met hunne aanhangers ter andere zijde, maken kond in dit ons geschrift, dat, toen wij aanvingen ons te bemoeijen vrede te maken en te verordenen tusschen de voorzegde partijen, de afgevaardigden van den Heer Bisschop ons in schrift zijne vordering voordroegen, zooals die hieronder is beschreven:
Vooreerst vordert de Heer Bisschop de hem verschuldigde schadevergoeding wegens 't beleg van zijn kasteel te Vollenho en wegens brand en roof en vernieling van boomen, gepleegd in 't land van Vollenho; — voorts vordert hij achtenveertig hoeven, gelegen bij IJsselhamme, met al 'tgeen daartoe behoort, welke met derzelver bewoners, die hofhoorigen zijn, deel uitmaken van de tafelgoederen van den Bisschop, welke voorzegde hoorigen en landsaten van den Bisschop feitelijk, terwijl zij 't regtens niet vermogten, aan de Friesen van Stellingwerf onderscheidene bouw en groenlanden hebben verkocht, welke de Bisschop als eigendom zijner kerk terugvordert. Voorts behooren alle andere goederen, gelegen in de parochie van IJsselhamme, tot de kerk t' Utrecht, leenroerig zijnde van den Bisschop, welke door de landlieden zijner leenmannen niet konden verkocht worden. Voorts vordert hij alle goederen terug, gelegen in de parochie Steenwijk, die de Stellingwerver Friesen daar nu bezet houden, omdat alle goederen, in die Parochie gelegen, behooren tot de kerk t' Utrecht en zijn of tafelgoederen of goederen leenroerig van de kerk t' Utrecht. De geheele buurschap Unne (Onna) 1) behoort tot de tafelgoederen van den Bisschop. Voorts behooren zeven andere hoeven 2) in de parochie van Steenwijk tot de tafelgoederen van den Bisschop, de overige zijn leenroerige goederen. Voorts maakt hij aanspraak op de regtspraak en wereldlijke regtsmagt van af Ozedsgrope tot aan Heselersdijc in de parochies Steenwijk en IJselhamme en in de parochies, welke ondergeschikt zijn aan die beide kerken, namelijk van Steenwijk en IJselhamme, 'tgeen moederkerken zijn. Voorts maakt hij aanspraak op de gruite in Stellingwerf. Voorts vordert hij van Lamer (Olde-Lamer) een uitgang van acht pond, waarvan vier toekomen aan den Bisschop en vier aan een zijner leenmannen. Voorts laat hij zijne aanspraken gelden op alle goederen en regten zijner kerk, voor zooverre daarvan kan blijken dat ze behooren tot zijne kerk of aan de onderdanen en geestelijken zijner kerk en die hij beweert dat onverkort bewaard moeten blijven voor zijne kerk en zijne onderdanen.

Over al deze punten hebben wij bij de Gemeene Raad van Stellingwerf een onderzoek naar derzelver juistheid ingesteld, hen al de voorschreven beweringen latende voorlezen en in de moedertaal uitleggen. Vervolgens door ons een onderzoek ingesteld zijnde hoe zij, na de vernomen meedeeling dier beweringen, daarover oordeelden, hebben zij ons, na voorafgegaan overleg, te kennen gegeven, dat zij niet konden ontkennen dat de voorschreven beweringen en aanspraken van den Bisschop juist waren, uitgezonderd alleen dat zij niet erkenden dat de gruite van Stellingwerf toekwam aan den Heer Bisschop.

Nadat wij nu onderscheidene onderhandelingen over 't bijleggen van ‘t geschil hadden gehouden, zijn wij met de afgevaardigden van den Bisschop overeengekomen, dat de Heer Bisschop de vrije beschikking zal hebben over de oude acht en veertig hoeven, gelegen bij IJselhamme, met al wat daartoe behoort, die niemand zal mogen bewonen of bezitten dan een onvrije, een hof hoorige van den Bisschop t' Utrecht; 't zelfde oordeel wijzen wij over al de andere hoeven, waar ook gelegen in de parochies IJselhamme en Steenwijk, welke van oudsher behooren aan den Heer Bisschop. Ter wille van den goeden vrede bepalen en bevelen wij echter, dat de beemden of weiden, waar ook gelegen, welke de hoorigen van den Heer Bisschop of van de geestelijken feitelijk, ofschoon zij 't reg-tens niet vermogten, verkocht hebben aan vrije Friesen, in 't bezit der gezegde Friesen zullen blijven, tegen betaling eener eeuwigdurende jaarlijksche tijns, en wel volgenderwijze: de voormelde beemden en weiden zullen gemeten worden met een roe, metende twaalf voet, zooals in ons land Westergo gebruikt wordt;  alsdan zullen de Friesen jaarlijks aan den Heer Bisschop of zijnen rentmeesters te Vollenho betalen vier goede gangbare Engelsche sterlingen (waarvan drie gelden een zilveren grosse, Koninklijk Fransche munt, te Tours geslagen) van elke oppervlakte gronds die besloten ligt tusschen twaalf zulke roeden in de breedte en twintig in de lengte, of twee honderd veertig roeden in de lengte en een in de breedte, welke oppervlakte bij ons te lande heet puntscemet (pondemaat) of talentata; een gelijke tijns zullen zij aan de geestelijken betalen van die groenlanden, welke de hoorigen der geestelijken hebben verkocht; welke betalingen zullen moeten plaats hebben op Allerheiligendag, of, volgens tijnsregt, binnen veertien dagen daarna, zullende zij, ten tijde dat zij komen om den tijns te betalen, vast vrij geleide hebben zonder eenig bedrog of arglist. Voorts zijn wij overeengekomen dat de regtspraak en wereldlijke regtsmagt van af Ozedsgrope tot aan Heselersdijc in de parochies van Steenwijk en IJselhamme en in de parochies die afhankelijk zijn van deze twee kerken, — welke moederkerken van de andere kerken zijn, aangezien deze andere kerken zijn gesticht binnen de grenzen van de parochies der kerken van Steenwijk en IJselhamme, welke dan ook in erkentenis dier afhankelijkheid de Synode te Steenwijk plegen te houden — toekomt aan den Utrechtschen bisschop, weshalve wij hem en zijne kerk wereldlijke regtsmagt binnen de gezegde grenzen en parochies hebben toegekend, aangezien de gezegde kerken gelegen zijn binnen de grenzen van zijn wereldlijk gebied. Hieruit, dat de Utrechtsche Kerk van oudsher, sints onheugelijke tijden de wereldlijke regtsmagt in de parochies van Steenwijk en IJselhamme heeft gehad en nog heeft, kan toch duidelijk blijken dat zij evenzoo de wereldlijke regtsmagt moest verkrijgen in alle parochies der nieuwe kerken, die binnen de grenzen der parochies van Steenwijk en IJselhamme zijn gesticht. Evenzoo hebben wij, aangezien ons naar waarheid is gebleken, dat de Utrechtsche Kerk vroeger, ten tijde van Heer Hendrik Bisschop van Utrecht zaliger gedachtenis, 3) dit had, aan denzelfden Bisschop en Kerk toegekend de gruite binnen alle grenzen en parochies waar de Bisschop of de Utrechtsche Kerk de wereldlijke regtspraak heeft en zal hebben, zoodat binnen die grenzen niemand gruite zal mogen maken of verkoopen dan krachtens verlof van den Utrechtschen Bisschop. Voorts kennen wij hem toe alle andere regten en goederen waarop hij en zijne kerk van ouds aanspraak hebben. Voorts zullen de Stellingers zich niet onderstaan lieden van den Heer Bisschop of personen die op zijn grondgebied of in de parochies, waarover hem de wereldlijke regtspraak toekomt, iets misdreven hebben in hunne hoede te nemen. Voorts zullen de Friesen of vrije mannen van de hoorigen of lieden van den Utrechtschen Bisschop geene vaste goederen koopen, in pandschap nemen, of onder eenigen anderen titel onder zich slaan, welke toekomen of aan deze hoorigen of lieden of aan den Utrechtschen Bisschop; — en hiermede zal de Heer Bisschop en zijne ambtenaren het tegen hem gepleegd misdrijf en overtreding voor vergeven houden aan degenen zijner onderdanen die daartoe met de Stellingers hebben medegewerkt en zij zullen hen deswege niet vervolgen.

Voorts wijzen en bepalen wij dat de Gemeenten van Stellingwerf en Scoterwerf binnen drie dagen na afkondiging van dit ons gewijsde, ons huidig gewijsde of uitspraak, zooals wij 't hebben gewezen, woord voor woord overgeschreven zullen goedkeuren en bekrachtigen bij open brief, bezegeld met de zegels hunner Gemeeten; verder zullen zij, op straffe van ban en vloek, beloven alle de in onze uitspraak vervatte punten, zoo alle te zamen als elk in 't bijzonder, zonder eenig bedrog of arglist, gestadig op té volgen en te doen opvolgen, getrouw na te leven en te doen naleven.

Ter oirkonde dezes hebben wij grietmannen en assessoren voornoemd de zegels onzer Gemeenten met die der geestelijken abten der kloosters van Stavria, Floridi Kampi, Ludengkerke en van den gar-diaan der minderbroeders binnen Bolswart, aan dezen onzen brief gehecht, en wij abten en gardi-aan voornoemd zijn ter oirkonde van 't voorschrevene er toe overgegaan onze zegels aan dezen brief te hechten.

Gegeven in 't jaar onses Heeren duizend drie honderd dertien, den anderen dag na onses Heeren Hemelvaart.

1)    In   een  afdruk  van  een   gedeelte dezer oirkonde bij   Matthaeus (Annal. torn. 3 p. 206,)   leest   men   in   plaats van „Unne":   „Vero." Deze fout deed Dumbar, (tegenw. Staat v. O. deel I, bl. 83) opmerken, dat Bisschop Guij  „het stadje Steenwijk zelf als zijn tafelgoed aangemerkt wilde hebben."    Het onwaarschijnlijke zulk eener verhouding van   Steenwijk   tot   den Bisschop noopte mij  tot een onderzoek naar de  juiste   lezing   van   de   oirkonde,   berustende   op   't Rijksarchief, waarom ik ze ook hier in haar geheel heb opgenomen.
2)    Dit  waren zeer waarschijnlijk de vier Heerenhoeven waaruit de Westwijk, en drie Heerenhoeven (Baltus- of Balters-erve, Praestinge-erve en Bentinge-erve) waaruit de Oostwijk bestond.
3)  Hendrik van Vianden was bisschop van Utrecht van 1250 – 1267.

samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende