Kijk, de dagen worden weer korter, het is ’s avonds alweer vroeg donker en binnenkort gaat de wintertijd weer in. Tijd dus om weer gezellig bij het haardvuur te gaan zitten somberen. Berichten genoeg die daarbij behulpzaam kunnen zijn, zoals onderstaand bericht. De algemene wetmatigheid is, dat ergens in een Europees land een ballonnetje wordt opgelaten. Dan denken ze bij de VVD, bijvoorbeeld Sjoerd Potter: hee, dat is een idee, dat moeten we hier ook hebben. Hij denkt dan: ik kom altijd breeduit in de media met dit soort voorstellen. Als ik het morele gedrag van de onderklasse maar aan de kaak stel en vraag om ferme maatregelen. Dus Sjoerd laat ook zo’n ballonnetje op. En dan worden wij door journalisten weer gevraagd: jullie zijn zeker boos over het voorstel he? Nou, en dan duurt het een paar jaar, en dan wordt de maatregel ingevoerd. Deze ontwikkeling opent ongekende nieuwe mogelijkheden. Bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam kan dan zeggen: wij geven alle bijstandsgerechtigden zo’n betaalpas, maar dan mogen ze alleen winkelen bij Dirk van den Broek en niet bij Albert Heyn. Maar, zeggen ze dan tegen Dirk, dan moeten jullie wel de tekorten op onze begroting betalen. Als dan bv Dirk van den Broek de directeur van de sociale dienst en de wethouder ook nog een extraatje geeft, dan is het helemaal rond. Ik zie het helemaal voor me. Om het gebruik van milieuvriendelijk voedsel te bevorderen stel ik voor, dat zo’n betaalpas wordt ingevoerd voor alle inwoners. Je kunt dan alleen winkelen in winkels die milieuvriendelijke producten verkopen. Lijkt me een leuke campagne voor Milieudefensie.
Categorie archief: controlemaatschappij
De controlemaatschappij en de neologistieke orde in relatie tot het waardensysteem van het kapitalisme
De techniek van het sociaal panopticum
Ze komen terecht bij hun eigen klantenregisseur, één ambtenaar die optreedt namens al deze sociale instellingen. Bij het loket kan de klantenregisseur de werklozen veel sneller dan voorheen door de ambtelijke molen halen. Een kennismakingsgesprek met een klant leidt tot een dossier in de computer, waar de ambtenaren van CWI, DWI en UWV tegelijkertijd toegang toe hebben. We hebben hiervoor al opgemerkt, dat essentieel voor de toepassing van de sociale techniek van het panopticum de zichtbaarheid van zowel de bewakers als degenen die worden bewaakt is. Dit nieuwe loket wordt dan ook heel toepasselijk ‘de toonkamer’genoemd. Hier leiden tevredenheidsonderzoeken tot de conclusie, dat iedereen tevreden is. De eerste indruk is dat de klanten erg blij zijn met de nieuwe manier waarop ze worden begeleid. Negentig procent van hen zegt tevreden te zijn, aldus de toonkamer na een eigen onderzoek. Omdat de uitkomst positief is, kan de toonkamer nu in de rest van de stad worden ingevoerd.
Enkele opmerkingen over de economische crisis, de controlemaatschappij en het verzet ertegen
- Vaak zijn traditionele gemeenschappen met niet op marktdenken gebaseerde waarden en normen uit elkaar gevallen, zoals familie en buurtverbanden. Dat is een proces dat al bij de ontzuiling van Nederland is ingezet en een gevolg van moderniseringen, die niet alleen aan de ontwikkeling van het neoliberalisme zijn toe te schrijven. Tegelijkertijd moet worden gezegd dat veel van deze traditionele verbanden nog steeds springlevend zijn, denk maar aan de ‘bible-belt’. We zien echter in de jaren zestig, zeventig en tachtig nieuwe sociale bewegingen opgekomen, naast een hernieuwde bloei van de arbeidersbeweging, waarbij op basis van solidariteit tussen mensen burgers zichzelf politiek organiseerden en vanuit eigen organisaties hun emancipatie nastreefden. Met het naar voren komen van het geatomiseerde, mondige individu in het neoliberalisme zijn ook deze sociale bewegingen nagenoeg verdwenen. Daarvoor in de plaats kwam de politiek van ‘governance’. Staten en grote bedrijven zochten overleg met NGO’s die vaak wel ontstaan zijn in sociale bewegingen van onderop, maar die zich ontwikkeld hebben tot door machtige instituties en staten gesubsidieerde instellingen, waarbij de legitimatie voor hun optreden niet meer voortkomt uit het actieve optreden van de leden. De leden zijn in plaats van actieve burgers die hun emancipatiedrang politiseren passieve consumenten geworden, die deelnemen aan van bovenaf opgezette zwaar gesubsidieerde projecten. Ook de vakbeweging gaat in feite de kant op van een consumentenorganisatie op basis van ‘governance’.
- In het neoliberalisme waarbij de onderlinge concurrentie tussen individuen wordt bevorderd zijn er winnaars en verliezers; wie de ratrace om de schaarse hulpbronnen en bij grote massawerkloosheid de race om de schaarse banen niet kan volhouden komt terecht in de uitzichtloze positie van een onderklasse. Daarbij speelt etnisering van de achtergestelden een rol. Hierdoor zijn nieuwe tegenstellingen ontstaan tussen middengroepen die tijdelijk geprofiteerd hebben van het casinokapitalisme en degenen, die daar niet van geprofiteerd hebben. Deze tegenstellingen zijn geglobaliseerd. Niet alleen komen ze voor in 1 land, maar ze zijn wereldwijd. In feite stonden de architecten van de neo-liberale politiek voor de vraag: hoe de lonen te bevriezen, loonkosten te drukken, bezuinigen op uitkeringen te realiseren en toch in de westerse landen de voorwaarden voor de reproductie van de arbeidskrachten in stand te houden en het verzet te kanaliseren. Dit is gebeurt door de nieuwe internationale arbeidsverdeling: productie van massagoederen werd verplaatst naar lage lonen landen door het openbreken van markten in de derde wereld en structurele aanpassingsprogramma’s waardoor massagoederen werden geproduceerd die de arbeiders in het westen goedkoop konden aanschaffen. Bij de verlaging of het achterblijven van hun koopkracht kon de financiering van hun consumptie worden gerealiseerd door de ontwikkeling van een schuldeneconomie. Mensen konden in het casinokapitalisme lange tijd geld lenen (met bijvoorbeeld de waarde of overwaarde van hun huis als onderpand en voor de gepensioneerden de waarde van de aandelen waarin de pensioenfondsen belegden). Met dat geleende geld kon de consumptie op peil blijven. Het is overigens voor mij de vraag of dit wel een van te voren opgezet plan is. Het is meer een gevolg van trial and error in de ontwikkeling waarbij men al experimenterend in een bepaalde richting probeerde te werken.
- Met de opkomst van de controlemaatschappij zijn op vele terreinen de mogelijkheden voor de burger om invloed uit te oefenen ingeperkt. De bewegingsvrijheid om het eigen leven, de eigen baan of het eigen gedrag naar eigen keuzen vorm te geven is afgenomen. Dit geldt ook voor de mensen die betaald werk hebben. De sociale relaties in bedrijven zijn sterk veranderd. Er is niet alleen een flexibilisering van de arbeidsmarkt, waarbij verschillen ontstaan tussen kernarbeiders in vaste dienst en flexibele uitzendkrachten zonder binding aan het bedrijf. Bedrijven hebben de commandostructuren anders gereorganiseerd. Door de groei van de communicatietechnologie kunnen opdrachten en andere informatie op een veel directere en nauwkeuriger manier worden doorgegeven van de top naar de basis van de bureaucratische hiërarchieën zoals de administratieve of productieorganisatie van grote bedrijven. Prestaties van het personeel kunnen daarbij op een veel directere manier worden gecontroleerd. Er is dus een nieuw soort centralisatie van de macht in handen van weinigen. Personeel krijgt steeds minder speelruimte om een eigen invulling te geven aan het werk dat ze doen. De ruimte om in organisaties een eigen invulling te geven aan je baan en de taken daarbij wordt geminimaliseerd. Automatisering leidde ertoe, dat de bureaucratische piramides in organisaties ingrijpend veranderden. De basis van de piramide hoeft niet meer groot te zijn. Zowel bij handarbeid als op kantoor kon routinewerk worden opgeheven door innovaties als barcodelezers, stemherkenningtechnologie en micromachines die het werk van de vingers overnemen. De omvang van het personeel kon worden beperkt door de onderste functielagen op te heffen. Dit heeft tot gevolg, dat veel personeelsleden overbodig werden en er in de westerse landen een permanente, structurele werkloosheid heerst. De flexibilisering van de arbeid en allerlei organisatorische veranderingen leiden tot wat Wacquant noemt de ‘sluipende desocialisatie’ van de arbeid. In de bureaucratische productiestructuren die tot de zeventiger jaren overheersend waren hadden mensen voor langere tijd een vaste functie, waarbij ze de tijd kregen sociale relaties op hun werk op te bouwen en een sociaal netwerk te ontwikkelen. Daarbij ontwikkelden ze een bepaalde binding aan het bedrijf en hadden ze een zij het vaak beperkte zeggenschap over de inrichting van hun werk. Ze waren trots op de organisatie waar ze werkten en het werk dat ze deden. Bij de flexibele arbeid is deze binding en deze trots geheel verdwenen terwijl het veel moeilijker is geworden via je werk een netwerk van sociale relaties op te bouwen. Richard Sennett wijst ook op de desocialisatie van de arbeid. Het ‘sociaal kapitaal’ verdwijnt uit de productieorganisaties. De voortdurende organisatorische veranderingen, waarbij hele afdelingen gesloten kunnen worden en niemand zeker is van zijn werk, de flexibele arbeid waarbij mensen ergens niet lang werken leiden tot een groot verloop onder het personeel, geringe institutionele loyaliteit, afname van het informele vertrouwen onder werknemers en verzwakking van de institutionele kennis.
- De ontwikkelingen onder punt 3 hebben grote gevolgen voor de relaties tussen de gemiddelde burger cq consument en die organisaties. Als je een (administratief) probleem hebt, krijg je iemand van een call-center aan de telefoon, of directe medewerkers van de organisatie, die alleen antwoord kunnen geven op een beperkte set van te voren opgestelde standaardvragen. In het verleden konden professionele hulpverleners van mensen met problemen in de bureaucratieën een sociaal netwerk opbouwen van contacten met functionarissen, die er al jaren werkten, die een grote kennis hadden van de besluitvormingsprocedures in de organisatie en die ook antwoord konden geven op meer specifieke vragen. Dit bevorderde, dat mensen toch uiteindelijk hun rechten konden effectueren via overleg. Deze situaties zijn in de flexibele productieorganisaties steeds minder te vinden waardoor het voor mensen met problemen en hun hulpverleners steeds moeilijker wordt tot een oplossing te komen. In het verlengde hiervan ligt weer, dat burgers noodgedwongen in plaats van via overleg met een instantie tot een oplossing te komen steeds meer een beroep moeten doen op de rechter om hun gelijk en hun rechten te halen. Het aantal advocatenkantoren is het laatste decennium explosief gestegen.
- De sociale relaties tussen mensen worden ook beïnvloed door het streven, met behulp van de mogelijkheden die de automatisering biedt als het ware consumenten delen van het productieproces te laten uitvoeren. Je haalt je kontante geld al sinds jaar en dag uit de automaat, terwijl je vroeger naar de balie moest om het geld op te halen bij een medewerker van het postkantoor die de mensen en de problemen van de buurt kende. De kleine ondernemer die dezelfde functie had is voor een groot gedeelte al uit het straatbeeld verdwenen. In supermarkten is men bezig systemen te ontwikkelen, waarbij het afrekenen aan de kassa tot het verleden behoort. (Oa bij de Vomar) De consument scant zelf zijn of haar artikelen die in de supermarkt zijn opgehaald met behulp van een scanapparaat dat de barcodes leest die op de producten staan. Er zijn dan veel minder caissières nodig. Contact met medewerkers van het bedrijf heb je als consument niet meer. Er zijn alleen enkelen die meer een bewakingsfunctie hebben om te kijken of alles vlot verloopt. Dit principe- de consument het productiewerk laten doen wordt op vele manieren ingevoerd. Schiphol is bezig met een geautomatiseerd systeem om de passagiers zelf te laten inchequen. Vaak betekent dat ook een extra administratieve belasting voor de burger cq consument, die steeds nieuwe kennis en vaardigheden moet ontwikkelen om een zelfstandig bestaan te organiseren zonder daarbij een beroep te kunnen doen op medewerkers van een bedrijf voor ondersteuning. Dit sluit aan bij wat hiervoor werd gezegd over mensen die het niet meer lukt hun bestaan te managen.
- Vooral voor de zogenaamde ‘onderklasse’ is de bewegingsvrijheid en van daaruit een handelingsperspectief afgenomen door de invoering van de controlemaatschappij en het sociaal panopticum: je hebt voortdurend het gevoel te worden waargenomen en gecontroleerd, ook al is dit feitelijk niet het geval. Foucault bracht naar voren, dat een automatisch functioneren van de macht bij het sociale panopticum is verzekerd. Als gevolg van constante bewaking en de surveillance van de bewakers raken individuen verstrikt in een onpersoonlijke machtsrelatie met de abstracte institutie die tegelijkertijd de machtsrelatie zelf niet-individueel maakt en die degenen, die aan het sociale panopticum zijn onderworpen individualiseert en losmaakt van collectieve verbanden. Foucault zag deze techniek als een essentiële ontwikkeling bij de toenemende controle, hiërarchiesering, disciplinering en classificatie van mensen in de moderne maatschappij, door middel waarvan het gedrag van individuen voortdurend gereguleerd en gecontroleerd wordt door onpersoonlijke instituties.
Recensie van het boek ‘straf de armen’
zondag, 07 oktober 2007 13:13
De bijstand en het gevangenissysteem zijn twee communicerende vaten
Lezing van het boek ‘straf de armen’ van de Frans/Amerikaanse socioloog Loic Wacquant en van enkele publicaties van Nederlandse criminologen leidde tot onderstaand discussiestukje.
Straf de Armen, Het Nieuwe Beleid van de Sociale Onzekerheid: isbn: 9789064454028 · 2006 · paperback (15 x 22,5 cm) â 360 p. Oorspr.titel: Punir les pauvres. Le nouveau gouvernement de l’insecurite sociale – uit het Frans vertaald door Wim de Neuter
Arbeidsbureau’s schenden privacy
Wordt de privacy van de werkzoekende niet geschonden? Kan iemand die zich inschrijft bij een arbeidsbureau onder druk gezet worden?. Wellicht komen er zelfs sancties, indien iemand niet meewerkt aan het uitleveren van zijn persoonlijke gegevens?. Start en Vedior beschikken al over de gegevens van werkzoekenden die zijn ingeschreven bij het arbeidesbureau.
Partnertoets in de bijstand
Big Brother is watching you
Wanneer bij twee samenwonenden een van beiden een inkomen heeft boven het bestaansminimum, dan heeft de ander geen recht op bijstand. De partner met het inkomen wordt geacht de ander te kunnen onderhouden. Dit is de partnertoets in de bijstand. Vaak verschillen de sociale dienst en clienten van mening over het antwoord op de vraag of er sprake is van een gezamenlijke huishouding en of de partnertoets van toepassing is. Het betreft hier soms zeer ingewikkelde kwesties, waarbij het moeilijk te bepalen is of er wel of geen recht bestaat op bijstand. Om dit te kunnen bepalen moet vaak diep in het priveleven van betrokkenen worden gegraven. Je zou kunnen zeggen, dat dit onderdeel van de bijstandswet bijkans onuitvoerbaar is. Neem de volgende situatie, die onlangs op het spreekuur van de Bijstandsbond ter sprake kwam. Een vrouw koopt een woning voor haar twee zoons. De woning heeft een waarde van fl 60.000,- en bestaat uit de begane grond en de eerste verdieping. De twee broers gaan samen op de eerste etage wonen en zij verhuren de begane grond aan een student. Verder is er nog een bovenbuurman, die op de tweede verdieping woont. In 1994 vraagt een van beide broers een bijstandsuitkering aan. Deze wordt hem verleend onder voorwaarde, dat bij verkoop van de woning een groot gedeelte van zijn aandeel in de woning aan de sociale dienst moet worden terugbetaald. Bij de invoering van de nieuwe bijstandswet vindt een heronderzoek plaats. De uitkering wordt stopgezet, omdat de sociale dienst van mening is, dat beide broers samenwonen en de ene broer voor het onderhoud van de andere kan zorgen. De broer wier uitkering wordt stopgezet gaat in beroep. Er vindt vervolgens een nauwkeurig onderzoek plaats tijdens een hoorzitting, waarbij de rol van de drie hoofdpersonen © de broers en de onderhuurder in het huishouden wordt vastgesteld. Eerst wordt de indeling van de woning op de begane grond en de eerste verdieping bepaald. Waar zijn het toilet, de badkamer, de keuken, de woonkamers etc?. En wie woont waar? Het blijkt, dat de drie hoofdpersonen alledrie hun eigen kamer hebben, maar sommige ruimten gemeen¬schappelijk gebruiken. Vervolgens wordt de keukeninventaris vastgesteld. Wat is van wie, en wie heeft het gekocht?. Het koffiezetapparaat bijvoorbeeld is door de broers gezamenlijk aangeschaft. Wat is de taakverdeling in het huishouden? Wie doet de boodschappen? Wie maakt welke ruimten schoon? Bovendien wordt bepaald, wie welke kosten draagt. Wie doet de boodschappen? Wie betaalt het? Wie betaalt de vaste lasten van de woning? Welke gemeenschappelijke en afzonderlijke giro- en bankrekeningen zijn er? In totaal zijn er vijf van dergelijke rekeningen. De betalingen over en weer worden in kaart gebracht. De onderhuurder stort zijn huur natuurlijk op een van die rekeningen. Hier komt ook de bovenbuurman om de hoek kijken, want er is voor alle bewoners van het pand een gemeen¬schappelijke rekening, waaruit allerlei vaste lasten worden betaald, zoals de brandverzekering. Tijdens de hoorzitting worden vele bescheiden overlegd, zoals de afschriften van een gezamenlijke girorekening in de periode 25 oktober 1996 tot 7 november 1997. En dan de uitspraak: in tegenstelling tot de oude bijstandswet kunnen in de nieuwe ook twee samenwonende broers zijnde bloedverwanten in de tweede graad een gezamenlijke huishouding met elkaar voeren. Belangrijk daarbij is het zogenaamde ‘verzorgingscriterium’. Op de vraag of de beide broers een gezamenlijke huishouding voeren dient vast komen te staan dat beiden er blijk van geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage aan het huishouden dan wel anderszins. Bij de beoordeling van dat verzorgingscriterium komt geen zelfstandige betekenis toe aan de omstandigheid dat er sprake is van gezamenlijke eigendom van de woning. Tijdens de hoorzitting werd geconcludeerd, dat er slechts kosten worden gedeeld, die samenhangen met het gezamenlijk bewonen van een eigen woning, -andere kosten worden niet gedeeld- en dat aan het verzorgingscriterium niet is voldaan. Er is derhalve geen sprake van een gezamenlijke huishouding en dus vervalt de grondslag voor de beeindiging van de uitkering. Aangezien in de woning de huurder en de broer tevens hun hoofdverblijf hebben en de client beschikt over de inkomsten uit onderhuur, wordt aan hem bijstand verleend naar de norm van een alleenstaande verhoogd met een gemeentelijke toeslag van 10% van het netto-minimumloon onder verrekening van de inkomsten uit verhuur. Nu denkt u misschien, beste lezer(es) dat dit een weinig voorkomend ingewikkelde situatie is, maar ik kan u verzekeren, dat er nog wel ingewikkelder situaties voorkomen. En nu wil men de ‘partnertoets’ ook al gaan invoeren in andere sociale wetten, zoals de AOW. Een individualisering van de sociale zekerheid zou veel van dit soort problemen kunnen oplossen.
Piet van der Lende