Arbeidsongeschiktheid en privacy

Ook verschenen in het maandblad MUG van februari 1996.

Arbeidsongeschiktheid en privacy

Enkele bezoekers van het spreekuur van de WBVA hadden in september kritiek op enkele vragen op het uitgebreide heronderzoeksformulier van de sociale dienst. Ik schreef hierover ook al in de MUG van oktober 1995. We besloten een klacht in te dienen. Op 15 december kwam het antwoord. We hadden onder andere bezwaar gemaakt tegen de vraag -bij arbeidsongeschiktheid- naar de aard van die arbeidsongeschiktheid, en naar de namen van de behandelend artsen. Wij vonden, dat de sociale dienst hier niets mee te maken heeft.

Uit het antwoord van rayonkantoor De Pijp blijkt het volgende. De vragen op het formulier over eventuele arbeidsongeschiktheid hebben slechts tot doel om de termijn waarop de cliënt weer aan het werk kan gaan, in te schatten. Ook kan de dienst bekijken of er een keuringsarts ingeschakeld moet worden om de mate en duur van de arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Omdat keuringen kosten met zich meebrengen, weegt de sociale dienst het gebruik hiervan zorgvuldig af. Voor een gebroken teen, die normaal gesproken na enkele weken is genezen, kan de dienst bijvoorbeeld overwegen geen keuring aan te vragen.

De sociale dienst sprak tegenover ons de hoop uit, dat de indieners van de klacht hier begrip voor hebben. Men kon zich wel voorstellen dat cliënten er moeite mee hebben zeer specifieke informatie over hun arbeidsongeschiktheid te verstrekken. Een cliënt kan, volgens de dienst, ook alleen aangeven arbeidsongeschikt te zijn en vermelden dat de reden daarvan zo privacy-gevoelig is, dat betrokkene dit slechts kenbaar wil maken aan een arts. Men erkende wel dat het formulier wat dit betreft niet uitblinkt in duidelijkheid.

Ten slotte werd gezegd, dat de naam van de behandelend arts alleen van belang is voor de keuringsarts, op het moment dat de sociale dienst besluit een keuring aan te vragen. De keuringsarts kan overwegen nadere inlichtingen bij de behandelend arts in te winnen om tot een afgewogen oordeel te komen. De sociale dienst neemt zelf geen contact op met de behandelend arts. Artsen hebben zwijgplicht en zullen de sociale dienst dus geen informatie verstrekken over de cliënt.

Enkele kanttekeningen bij deze reactie van de sociale dienst. Hoe kan een niet-medicus nu beoordelen, of de arbeidsongeschiktheid van langere duur is, en dus of een keuring noodzakelijk is? Bij een gebroken teen is het wel duidelijk, maar in veel gevallen zal een niet-medicus deze beoordeling helemaal niet kunnen maken. Wij hebben meegemaakt dat cliënten van de sociale dienst jarenlang op hun werkbriefje invulden dat ze arbeidsongeschikt waren en toch in de RWW bleven zonder dat een keuring werd aangevraagd. Blijkbaar selecteren de ambtenaren van de sociale dienst, die vaak niet medisch geschoold zijn, wie wel en wie niet wordt voorgedragen voor een keuring. Dit gebeurt uit financiële overwegingen. Een keuring kost geld.

Wat staat cliënten van de sociale dienst die arbeidsongeschikt zijn, te doen? Zij kunnen het beste in algemene zin verklaren, dat ze arbeidsongeschikt zijn en meedelen, dat ze de aard daarvan slechts aan de keuringsarts wensen te melden.

Verder is de vraag naar de namen van de behandelend artsen procedureel niet nodig. Bij de keuring krijgen de arbeidsongeschikte cliënten een briefje voorgeschoteld, waarop de cliënt verklaart ermee akkoord te gaan dat de keuringsarts contact opneemt met de behandelend artsen. Daarbij wordt ook naar de namen van die artsen gevraagd. Dat de sociale dienst deze namen noteert en doorgeeft aan de keuringsarts is irrelevant en overbodig.

Piet van der Lende

]]>

Plaats een reactie