Enkele opmerkingen over de uitgangspunten en de probleemstellingen van de werkgelegenheidsconferentie

Het navolgende stuk is bedoeld om creatief na te denken over wat wel de Amsterdamse paradox wordt genoemd: enerzijds veel structurele werkloosheid, anderzijds veel vacatures. Dit laatste geloof ik nog niet zo erg. Er zijn misschien wel vacatures, maar uit enkele gesprekken met jongeren van 22 is mij gebleken, dat het vanaf dat moment voor hen al een stuk moelijker wordt om werk te vinden. Het lukt nog wel, maar de werkgevers focussen op de jongeren, die goedkoper zijn. Blijkbaar staan ze wat betreft de vervulling van vacatures nog niet echt op grote schaal met de rug tegen de muur.

We moeten twee dingen voorkomen.

  • De discussie verzand in een schande! Roepen over werklozen, waarbij gewezen wordt op het grote aantal vacatures en het grote aantal werklozen, zonder differentiatie en achtergronddiscussies en er een soort oppervlakkige ‘ welles-niets’ discussie ontstaat.

  • De conferentie moet geen verkooppraatje worden voor de amsterdamse bestuurders, om hun fantastische beleid en hun begaanheid met het lot van werklozen over het voetlicht te brengen.

Twee uitgangspunten (voor twee conferenties?)

  1. Uitgangspunt van de conferentie moet m.i. zijn de rechten en plichten van werklozen en om hier licht te scheppen in de duisternis en om voorstellen te doen voor verbetering.

  2. Proberen de oorzaken van de ‘ Amsterdamse paradox’ op te sporen en voorstellen te doen voor opheffing ervan.

Ad 1.

Door de gedeeltelijke afschaffing van het begrip passende arbeid in verschillende regelingen, het gebrek aan controle van de sociale dienst op het doen en laten van private arbeidsbemiddelaars, het ontbreken van standaardmodellen voor evaluatie van de effectiviteit van projecten, etc is wat er in de spreekkamer gebeurt tussen langdurig werklozen en arbeidsbemiddelaars een schemerig gebied, waar voor de werkloze onduidelijk is, wat hij/zij nu wel of niet verplicht is om te doen, en welke mogelijkheden hij/zij heeft om doelstellingen op het gebied van activiteiten en doorstroming van betaald werk te realiseren. Dit leidt tot veel wantrouwen. Vaak is de voorlichting beneden de maat. Zo’n privaat bemiddelingsbureau heeft vaak ook maar een beperkte kijk op vacatures en regelingen waarvoor je eventueel in aanmerking komt, is mijn ervaring. Men wil mensen begeleiden, om geld te verdienen en liever niet doorverwijzen. Om een voorbeeld te noemen: iemand wil graag als zelfstandig ondernemer aan de slag, en heeft daar concrete voorstellen voor, maar wordt door de arbeidsbemiddelaar niet doorgestuurd naar het STEW om concreet aan het plan te werken, maar de betrokken werkloze moet eerst een serie vage gesprekken met de bemiddelaar voeren, waarbij uiteindelijk als voorstel uit de bus komt, dat de betrokken werkloze moet toetreden tot een doorstroompool, die door hetzelfde bemiddelingsinstituut is opgezet. Bij verschillende van die private bemiddelingsinstituten is mijn indruk, is het helemaal niet de bedoeling om de eigen voorstellen van de betrokkene te bespreken, maar om iemand te sluizen in de projecten die men zelf heeft opgezet. Werkt privatisering hier niet averechts?

Langdurig werklozen, soms geconfronteerd met veel moeilijkheden, waar de overheid jarenlang niets aan heeft gedaan, worden nu de arbeidsmarkt aantrekt plotseling onder druk gezet, ook weer, is mijn indruk, door mensen die helemaal niet gekwalificeerd zijn op het gebied van gesprekstechnieken e.d. om die gesprekken te voeren met oudere mensen die veel moeilijkheden hebben. Daar zijn verschillende voorbeelden van. Er zou een soort beroepscode oid moeten komen voor commerciele arbeidsbemiddelaars en een vergunningenstelsel. (Of is dat er al, via het arbeidsbureau, en hoe functioneert dat dan?)

Groot knelpunt is ook, dat van bovenaf, zonder eerst te kijken naar wat de mensen willen, projecten worden bedacht (meestal projecten, waarin de overheid op een goedkope manier een bepaalde collectieve voorziening tot stand wil brengen) en dat dan vervolgens pas erover wordt nagedacht om mensen in die projecten te krijgen. Men vraagt zich onvoldoende af, of het soort werk dat gecreerd wordt wel past bij de kenmerken van de groep langdurig werklozen en hun arbeidsorientatie. Dit geldt ook voor sociale activering en vrijwilligerswerk. De vacatures bij de vrijwilligerscentrale, die nu nauw samenwerkt met de sociale dienst en toeleidingscentra, hebben naarmijn indruk voornamelijk betrekking op vrijwilligerswerk in verzorgingstehuizen, de thuiszorg, etc. Dus vrijwilligerswerk, dat eerst door betaalde krachten werd gedaan maar die daar nu geen tijd meer voor hebben. De sociale activering komt nauwelijks van de grond. Initiatieven van mensen zelf op het gebied van vragen om scholing, vrijwilligerswerk, plannen om als zelfstandige aan de slag te gaan, voorstellen voor bemiddeling, etc bloeden dood.

Groot knelpunt is wat mij betreft dat arbeidsbemiddeling en sociale activering of bevordering van vrijwilligerswerk nauw verbonden is met controle en repressiefuncties van de sociale dienst of private projecten als Bos en Lommer en Zuid-Oost, ook door een gemeenteraadsalid als bea Irik wordt die relatie gelegd, en daardoor koessteren mensen een groot wantrouwen tegen allerlei projecten, hoewel het ook voorkomt, dat mensen, eenmaal in een traject of project, wel tevreden zijn. Maar in veel gevallen moeten er onnodig weerstanden worden overwonnen. De strafkortingen werken m.i. averechts. Ze vergroten niet de kansen op betaald werk voor langdurig werklozen (onderzoek heeft dat bewezen).

Verder: moeten we de pogingen, werklozen aan betaald werk te krijgen, wel zo strak koppelen aan de vacatures die er zijn? Waarom komen de (laaggeschoolde) werkzoekenden nu niet terecht in de banen waarvoor ze geschikt zijn? Nemen hun kansen op die banen niet toe? Of willen ze niet werken? Dat geloof ik niet. Wel kun je stellen, dat ze het ene wel willen, en het andere niet, vaak omdat ze voor dat andere eigenlijk ook niet geschikt zijn. Duidelijk is, dat de huidige hoogconjunctuur, met het ontstaan van vacatures, tot omvangrijke bewegingen in de beroepsbevolking heeft geleid. Het is mijn stelling, dat veel hoger opgeleiden banen waarvoor minder scholing vereist is, of met ongunstige arbeidsvoorwaarden hebben verlaten voor iets anders, omdat daarin ook vacatures waren. Onstaan moeilijk vervulbare vacatures vooral in sectoren met ongunstige arbeidsvoorwaarden?. Eigenlijk is het helemaal niet zo logisch, om bij de vacatures die in dit proces ontstaan, dan maar naar een specifieke groep van de beroepsbevolking te kijken, met specifieke kenmerken en kennis en vaardigheden en dan te zeggen: die moeten het gaan doen. Wordt het probleem, dat langdurig werklozen niet geschikt zijn voor betaald werk volgens sommigen niet versterkt door het feit, dat bemiddelaars (en personeelsfunctionarissen?) eenzijdig kijken naar het soort vacatures dat ontstaat en de kenmerken daarvan, en daarna naar de kenmerken van mensen uit een specifieke groep, nl de langdurig werklozen, en dan zeggen, ja , ze zijn niet geschikt,, ze komen nooit meer aan het werk. In dit verband is het voor mij zeer de vraag of een langdurig werkloze, die gaat voor een bepaald beroep, waarin een overschot is, minder kansen heeft dan wanneer hij/zij onder druk gezet wordt om een beroep te nemen waarvoor hij/zij helemaal niet gemotiveerd is maar waar wel veel vacatures zijn. Het is maar van welke kant je het bekijkt.

Voorstellen voor verandering

  • Meer ruimte voor initiatieven van mensen zelf, zonder meteen de dwang om in een trajectbegeleiding richting betaald werk te gaan, maar ook meer ruimte en faciliteiten voor initiatieven van werklozen, die zelf ideen hebben over hoe ze aan betaald werk kunnen komen.

  • Klachtenprocedures en controlesystemen bij particuliere bemiddelaars, gekoppeld aan een vergunningensysteem, om de kwaliteit van de bemiddelingsinstituten te bevorderen. Vraag hierbij is ook, of er sowieso wel geprivatiseerd moet worden en wat de gevolgen zijn. (Misschien een aparte discussiegroep)

  • Meer voorstellen? Projecten in het bedrijfsleven, waarbij in een vroeg stadium devraag wordt gesteld hoe we aan de amsterdammers komen die er moeten gaan werken.

Ad 2.

Beleidsorganen van de overheid en onderzoeksinstituten produceren voortdurend analyses van de arbeidsmarkt in het algemeen en die van Amsterdam in het bijzonder. Probleem met die analyses (bijvoorbeeld in AES II) is volgens mij, dat de dynamiek op de arbeidsmarkt niet wordt onderzocht. Men gaat uit van globale cijfers (werkloosheidspercentage per wijk, participatiegraad, aantallen mensen met een lage opleiding, aantallen mensen in de verschillende uitkeringscategorien, met name de bijstand, aantal vacatures, etc.) en de ontwikkeling daarvan in de tijd. Op zich zeggen dergelijke cijfers echter weinig over de individuele omstandigheden en kansen van werkenden en werklozen. De dynamiek van de arbeidsmarkt komt er niet in tot uitdrukking. Toch wordt op basis van die statische cijfers, die niets over de individuele ontwikkeling van de stadsbewoners zeggen, conclusies getrokken over die leefomstandigheden en de verdeling van mensen met bepaalde leefomstandigheden over de wijken in de stad. Meestal schetst men het volgende beeld. In de oude stadswijken is het werkloosheidspercentage het grootst. Daar leeft de veelal allochtone beroepsbevolking, waaronder een hoog werkloosheidspercentage heerst, mensen met weinig opleiding of een afgebroken schoolopleiding. In dergelijke wijken dreigen ‘ culturen van werkloosheid’ te ontstaan, die zich van generatie op generatie voortplanten. Men verbindt dit vaak met wat de Amsterdamse paradoxen worden genoemd: enerzijds veel vacatures, anderzijds veel structurele werkloosheid, oa een gevolg van het feit, dat in Amsterdam met name de werkgelegenheid groeit, waarvoor hogere opleidingen vereist zijn, terwijl er een relatief grote groep allochtonen is, die aangewezen is op banen waarvoor een lage opleiding is vereist.

Daarna worden conclusies getrokken over het beleid dat gevoerd moet worden, waarbij als uitgangspunten gelden:

  • Verbetering van scholing, bevordering ‘ employabilty’ door levenslang leren

  • De culturen van werkloosheid bestrijden door werkervaringsprojecten en begeleiding via de sluitende aanpak en ‘case-management’ voor de mensen die in die situatie zitten en waarbij belemmeringen weggenomen moeten worden, zoals schuldhulpverlening e.d. In dit verband opzet van geprivatiseerde projecten waarin sociaal-psychologische hulp, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, arbeidsbemiddeling en uitkeringsverstrekking in één organisatie zijn geintegreerd.

  • strakkere aansluiting van scholing op de vacatures door samenwerking met het bedrijfsleven (Arena-initiatief). Ook in nadere opzichten nauwere samenwerking met werkgevers in de arbeidsbemiddeling. (Het andere Arena-initiatief)

  • Loonkostensubsidies voor werkgevers en additionele arbeid voor werklozen

Ik denk, dat de werkgelegenheidsconferenties een kritische refexie moeten zijn op deze analyse, hetgeen bv gevolgen heeft voor de mensen die we uitnodigen om iets te komen zeggen.

Want de bovenstaande analyse is m.i aanvechtbaar of althans onbewezen, vwb de dynamiek van de arbeidsmarkt. Onder punt 1. Heb ik ook de effectiviteit van de beleidsuitgangspunten in twijfel getrokken. Klopt het, dat er ‘culturen van werkloosheid’ in sommige wijken aan het ontstaan zijn? Wat dit betreft zegt een globaal werkloosheidspercentage niet zoveel. Als er een grote groep is, die perioden van werkloosheid afwisselt met werk, kan het werkloosheidspercentage wel hoog zijn, maar bestaat er m.i geen ‘cultuur van werkloosheid’. Zijn er wel zoveel families, waarin de permanente werkloosheid van generatie op generatie wordt overgeplant, en zo ja, hoeveel dan? Annelou Ypey, een cultureel antropologe, doet daar in Amsterdam Noord en Zuid-Oost onderzoek naar, en moet zeker op de conferentie komen. Als het erom gaat, de kansen van de groep aan de onderkant van de arbeidsmarkt te bevorderen, welke maatregelen moeten we dan nemen? Verschillende mensen hebben toen er geen vacatures naast werkloosheid waren, aan de orde gesteld, dat het probleem niet zozeer is, dat er te weinig banen voor ongeschoolden zijn, maar dat hogere opgeleiden banen voor lager opgeleiden nemen, bijvoorbeeld in deeltijd, om daarnaast andere dingen te kunnen doen (studenten, kunstenaars) en dat er dus ahw een soort verdringing is van boven naar beneden. Wellicht doet dat verschijnsel zich in de regio Amsterdam sterker voor dan elders, met zijn grote aantal kunstenaars en anderen in de culturele sector, en twee universiten en diverse hogescholen. Dit zou een van de redenen kunnen zijn voor het feit, dat in Amsterdam de werkloosheid hardnekkinger is dan elders. In dit verband is bv ook interessant, wat het effect is van een maatregel als de WIK voor kunstenaars. Werkt zo’n maatregel niet averechts, als je kijkt naar de onderkant van de arbeidsmarkt? In Amsterdam is de regeling een groot succes, elders niet. Wat is daarvan de reden? Kunnen kunstenaars in Amsterdam gemakkelijker een flexibel bijbaantje vinden, dat mag naast de WIK??

Hier komen we op het personeelsbeleid van werkgevers. Melkert had onlangs de analyse, dat door die tekorten op de markt de werkgevers gedwongen zullen zijn de arbeidsvoorwaarden te verbeteren, hun eisen aan de arbeidskracht naar beneden te schroeven en daardoor zullen de kansen voor mensen die wat langer werkloos zijn toenemen. Is dat zo? Op dit moment lijken werkgevers nog niet erg bereid te zijn, de voorwaarden aan te passen en de eisen bij te stellen. Voorbeeld spoorwegen. Waarom werkt de markt hier niet? Houden werkgevers de tekorten soms bewust in stand? (Redenen: ook moeilijk vervulbare vacaures worden -al duurt het iets langer- wel vervult, werkenden onder druk zetten andere arbeidsvoorwaarden te accepteren, internationalisering van de arbeidsmarkt, illegalen, scherpe concurrentie, waardoor de arbeidsvoorwaarden niet kunnen worden bijgesteld, omdat in Amsterdam de toegevoegde waarde van de economische bedrijvigheid gering is door de specifieke opbouw van de productie-activiteit)

Als het om de laagopgeleiden gaat, is bijvoorbeeld ook een vraag, in hoeverre zij promotiekansen hebben. Hoeveel mensen volgen op latere leeftijd alsnog een opleiding?

Ook is voor mij de vraag, of een beleid, waarij veel geld wordt gestoken in scholing van mensen, aansluitend op devacaures van de werkgevers wel de eerste prioriteit moet zijn. In Amsterdam leven veel analfabeten. Moeten de wachtlijsten bij de basiseductie niet eerst worden weggewerkt, of moet daar niet prioriteit aan worden gegeven?.

En: hoeveel mensen slagen erin, een stabiele baan te verwerven, waarin ze zich kunnen ontplooien? In dit verband is de flexibilisering van de arbeid belangrijk. Hoeveel mensen leven in een situatie, waarin betaald werk voortdurend wordt afgewisseld met perioden van werkloosheid? Hoeveel daarvan slagen er uiteindelijk toch in, meer permanent werk te vinden? In hoeverre komen die mensen in aanmerking voor de nog bestaande sociale zekerheid? Als de flexibilisering van de arbeid in amsterdam verder is voortgeschreden dan elders, betekent dat dan niet, dat daardoor de instroom in de bijstand van (oudere) werklozen die niet meer kunnen werken groter is en dat dit ook weer een van de redenen is voor structurele werkloosheid naast vacatures?

Een anderpuntis, dat bijvoorbeeld in AES II bepaalde uitgangspunten als vaststaand worden beschouwd. Men probeert met name bepaalde bedrijfstakken of soorten bedrijven naar de stad te krijgen. En vervolgens zegt men: o ja, daar moeten de amsterdammers werken. Moet er niet een geheel andere acquisitie komen, meer afgestemd op de kennis, vaardigheden en wensen van de amsterdammers? Als een van de discussiestukken voor de conferentie kunnen we kritiek leveren op de uitgangspunten van AES II

Voorstellen voor verbetering (Ik noem een paar punten die me te binnen schieten)

  1. Er moet niet eenzijdig worden gekeken naar de mogelijkheden voor bijstandsgerechtigden, maar ook in de WW en de WAO en daar projecten voor opzetten.

  2. Een onderzoek naar het verschijnsel van verdringing op de arbeidsmarkt van hoger geschoolden die functies van laaggeschoolden innemen, maar ook verdringing van bestaand betaald werk door vrijwilligerswerk en additionele arbeid. Toetsing van het overheidsbeleid of de maatregelen verdringing bevorderen dan wel tegengaan. (De WIK)

  3. Een algemeen scholingsbeleid en alfabetisering van volwassenen.

  4. Onderzoek naar het personeelsbeleid van werkgevers. Houden ze vacatures bewust in stand? Waarom maken ze zo weinig gebruik van subsdieregelingen voor langdurig werklozen? Etc.

5. Hoe is het economisch beleid van de gemeente verbonden met ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en welke voorstellen kunnen we hier doen?

Conferentie 1. Is dus de rechten en plichten van werklozen en conferentie 2 de amsterdamse paradox. Conferentie 3 een synthese. Er zou met stellingen gewerkt kunnen worden

Bijvoorbeeld tav de amsterdamse paradox:

  1. De amsterdamse paradox wordt veroorzaakt door het feit, dat er op de amsterdamse arbeidsmarkt sterker dan elders sprake is van verdringing van laaggeschoolden door hoger geschoolden in functies waarvoor weinig scholing vereist is.

  2. De amsterdamse paradox wordt veroorzaakt door het feit, dat de flexibilisering in amsterdam zich sterker voordoet dan elders, waarbij velen er niet in slagen een stabiele baan voor meerdere jaren te vinden, zodat meer ouderen boven de 45-50 zonder betaald werk komen te staan en geen kansen meer hebben.

  3. De amsterdamse paradox wordt veroorzaakt door het feit, dat de gemeente bij de keuze in de acquisitie van bedrijven, die naar de stad worden gehaald geen rekening houdt met de bestaande kennis en vaardigheden en de mogelijke ontwikkeling ervan onder de beroepsbevolking.

  4. Etc.

Het bovenstaande klinkt misschien ambitieus, en vergt veel werk, hoewel het misschien wel meevalt, maar als we die ambitie niet hebben, wordt het niks.

Deelnemers/sprekers etc enkele ideen.

  1. In het kader van het jaarlijkse armoederapport dat door sociale wetenschappers wordt geproduceerd als voorbereiding op de jaarlijkse landelijke armoedeconferentie is vorig jaar onderzoek gedaan in amsterdam-noord en wordt momenteel onderzoek gedaan in zuid-oost. Deze rapporten geven veel kennis over de leefsituatie van de mensen in die wijken, ook tav werk. Annelou Ypey is de projectleidster. Haar of anderen van het project moeten we zeker bij de conferentie betrekken (misschien ook van te voren gaan praten?)

  2. Door het MP buro of FNP buro in amsterdam zuid-oost is een soort projectenburo voor bewoners van zuid-oost opgezet met het doel, naar boven te halen wat de werklozen zelf vinden. Mensen ondersteunen om hun sociale structuren op te bouwen en om kritiek te leveren op het arbeidsbemiddelings- en werkgelegenheeidsbeleid. Een kritiek in zuid-oost is bijvoorbeeld, dat er eenzijdig projectmatig wordt gewerkt, en dat er een project wordt opgezet, maar de overheid ene zig-zag beleid voert, waarbij er over twee jaar weer iets anders komt. Ik heb gepraat met Roy Wijks van dit project. Zij doen dit in het kader van en gesubsidieerd door de europese commissie, het europese project heet ‘ City at work’ en is een samenwerkingsverband van oa amsterdam en Belfast. Doel is een model te ontwikkelen hoe mensen aan werk kunnen komen.

P. vd Lende

]]>

Plaats een reactie