In de discussie kwamen verschillende thema’s aan de orde. Een van de hoofdthema’s was de effectiviteit van reintegratie. Kamerleden stelden daar in de verschillende blokken steeds vragen over. In het blok van de wetenschappers werd oa naar voren gebracht, dat ‘een stok achter de deur’ effectief zou zijn bij reintegratie. Maar de wetenschappers spraken zichzelf een beetje tegen, want tegelijkertijd werd gezegd dat de effecten van positieve en negatieve prikkels moeilijk te meten zijn. De effectiviteit van ‘een stok achter de deur’ werd vooral naar voren gebracht door de vertegenwoordiger van TNO Arbeid. In het blok werden de oorzaken van de geringe effectiviteit van reintegratie uitgebreid besproken. Een van de wetenschappers bracht naar voren, dat een effect van gedwongen trajecten is, dat de mensen al voor ze in het traject gaan eieren voor een geld kiezen en een baantje nemen, om van het gezeur af te zijn. Dit effect wordt in de effectiviteit van reintegratie niet gemeten. Men veronderstelde stilzwijgend, dat deze mensen allemaal betaald werk gaan doen. Daarnaast werden andere oorzaken genoemd voor de gemeten ineffectiviteit van reintegratie. Het was allemaal een meetprobleem. Men noemde verschillende concrete onderzoeksprojecten, waarin de bij-effecten als positief effect moeten worden meegenomen. De wetenschappers pleitten voor meer onderzoek.
Activering en een ‘stok achter de deur’.
Het effect van ‘de stok achter de deur’ kwam in andere blokken ook ter sprake, soms in de vorm van een discussie over mensen met rust laten wel of niet. Met name de wethouders van de grote steden die inspraken pleitten voor een aanpak, waarbij het uitgangspunt is: iedereen kan wat, en we laten niemand aan de kant staan, en iedereen moet, desnoods onder druk, sociaal geactiveerd worden, dat is goed voor de mensen zelf, iedereen doet mee, maar de inzet van reintegratiegelden hiervoor hoeft niet als doelstelling te hebben toeleiden naar betaald werk. Dat zit er voor velen niet in. Slechts iets van 25% van de reintegratiegelden wordt daarvoor ingezet. Je moet ook naar andere doelstellingen kijken en die bewust nastreven en in het beleid inbouwen om de effectiviteit van de inzet van financiele middelen te beoordelen. Achteraf sprak ik met een ambtenaar van de gemeente Den Haag, die zei dat wel degelijk ongeveer de helft van de bijstandsgerechtigden in Den Haag thuis achter de geraniums zit en sociaal geactiveerd moet worden. Dit geldt met name voor een groep die ooit opgenomen is geweest in een psychatrische inrichting in de omgeving van Den Haag. Die mensen moeten geholpen worden actief te worden in de samenleving. (Dit nav mijn opmerkingen tijdens het blok, maar ook tegen hem nogmaals, dat veel bijstandsgerechtigden helemaal niet inactief zijn en dat meer moet worden aangesloten bij de activiteiten die ze al doen) Uit de discussies bleek dus, dat de reintegratiegelden op grote schaal door gemeenten niet worden gebruikt om iemand toe te leiden naar de arbeidsmarkt, maar naar sociale activering of maatschappelijke activering. Ook kwam naar voren, dat het budget van de reintegratiegelden in het nabije verleden is teruggebracht van 3 miljard naar 2 miljard en dat dit nog verder naar beneden gaat naar 1,7 miljard. Daarnaast kwam naar voren, dat maar een beperkt deel van deze gelden wordt besteed op de particuliere reintegratiemarkt.
Jongehandicapten
In de discussie met het UWV kwam het verwijt naar voren, dat het UWV te weinig doet om arbeidsgehandicapten in het algemeen en Wajongers in het bijzonder aan betaald werk te helpen. De middelen voor reintegratie zouden te weinig voor die groep worden ingezet. Het UWV ontkende dit. De reden dat minder gelden voor die groep worden ingezet zouden gelegen zijn in het feit, dat door de strenge herkeuringen en de WIA de groep die in aanmerking komt voor reintegratie is veranderd. Minder mensen komen voor daadwerkelijke reintegratie in aanmerking, dus wordt er ook minder geld uitgegeven aan die groep. Momenteel zitten zo’n 10.000 wajongers in een traject, heb ik begrepen. Ter sprake kwam ook nog tijdens de discussies dat Albert Heijn een groot aantal Wajongers in dienst wil nemen, maar dat dit project moeizaam verloopt.
In de discussie kwam de ketenaanpak ook naar voren. Ook hier weer wat zijn de knelpunten in de keten als het gaat om de effectiviteit. Een echt antwoord kwam er op deze vraag niet. Een punt wat daarbij ook ter sprake kwam was de contacten met de werkgevers. Hebben het CWI, het UWV en de sociale diensten wel voldoende contacten met werkgevers? Een van de deelnemers aan de hoorzitting bracht naar voren, dat de gemeenten zelf vacatures en contacten met werkgevers moeten inventariseren en daar een structuur voor opzetten, en dat ze in dit opzicht niet afhankelijk moeten zijn van (commerciele) derden. Een ander punt was de presentatie van een werkgevers project ism het CWI in ik geloof Almelo. Aanwezig was ondernemer Van de Mos, die 2000 mensen in dienst heeft vnl in de metaalsector, en die een groot aantal werkgevers bij elkaar heeft gehaald en daar ook een organisatie voor heeft opgericht die zich bereid verklaren langdurig werklozen in dienst te nemen. Deze mensen worden toegevoegd aan al bestaande teams als een soort extra arbeidskracht. Van de Mos bracht naar voren, dat je echte ondernemers hebt, die laagopgeleid zijn en van hun bedrijf een echte familie willen maken en de ‘zaakwaarnemers’die alleen uit zijn op winst maken en een zo hoog mogelijk rendement van hun kapitaal. Echte ondernemers willen maatschappelijk ondernemen en zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid. Nicolai van de VVD stelde vervolgens de kritische vraag aan het CWI Almelo, waarom zo’n specifiek project nodig was voor de contacten met de wekgevers. Dat moest toch structureel zijn ingebouwd in alle activiteiten van het CWI? Hierop kwam geen duidelijk antwoord. Dit antwoord kwam ook niet in het blok van de wetenschappers, waarvan een van hen aangaf ‘geen kennis te dragen van de concrete bemiddeling op individueel niveau’. Spekman van de Partij van de Arbeid stelde de vraag aan Van de Mos, als hij zo graag mensen die met hun handen werken wil opleiden in de metaal, waarom dan op brancheniveau de werkgevers de bedrijfsscholen gesloten hebben. Ook hier kwam geen duidelijk antwoord dan behalve dat ‘iedereen de hand in eigen boezem moet steken’.
De belangengroepen in het laatste blok, de vakbonden en de werkgevers, heb ik maar kort gevolgd, toen ben ik weggegaan. De FNV pleitte voor verbetering van de kwaliteit van de reintegratie. Er zouden criteria moeten komen voor wat uitstroom naar duurzame arbeid is, en dat zou de doelstelling moeten zijn. Duurzaam is voor de FNV uitstroom naar een contract voor onbepaalde tijd, maar daar werden wel nuanceringen op aangebracht.
Belangentegenstellingen
De twee punten effectiviteit van reintegratie en wel of geen stok achter de deur kwamen ook naar voren bij het discussiepunt of je een Persoons gebonden Budget en bv een Individuele reintegratieovereenkomst moet invoeren. Wel werd gezegd, dat de effectiviteit van het PGB groter is dan het op een andere wijze inzetten van middelen, en de noodzaak daarvan kwam in enkele blokken in beperkte mate naar voren, als onder deel van het streven, mensen meer de ruimte te geven een eigen invulling te geven aan hun reintegratie. Een van de aanwezigen zei daarbij dat dan de macht van de klant manager moest worden ingeperkt. Hierover kwam ook een vraag van Spekman, maar in mijn herinnering kwam hierop geen echt antwoord.
In mijn ogen was er wat Persoons Gebonden Butgetten en Individuele Reintegratie Overenekomsten betreft een soort van belangentegenstelling qua mening tussen de VNG en de gemeenten aan de ene kant (Er waren minstens vijf wethouders van grote steden die werden gehoord en die straight allemaal hetzelfde zeiden) samen met de vertegenwoordiger van de grote reintegratiebedrijven vertegenwoordigd in BOABOREA, en anderzijds vertegen woordigers die dichter bij de klanten staan. De vertegenwoordiger van Boaborea speelde hier handig op in door naar voren te brengen, dat zijn organisatie een keurmerk heeft, en dat helaas van de 2000 reintegratiebedrijven slechts een kleine minderheid bij het keurmerk van zijn organisatie is aangesloten, terwijl het toch zo makkelijk is om dat keurmerk te verkrijgen. De gemeenten zouden meer moeten kijken vanuit een oogpunt van goed marktmeesterschap of de reintegratiebedrijven waaraan ze een contract gunnen wel zo’n keurmerk van Boaborea hebben. 180 bedrijven hebben het keurmerk, 2000 andere niet. Tevens deed hij een aanbod. Zijn organisatie en de grote reintegratiebedrijven zouden graag afspraken willen maken met de politiek om bepaalde reintegratiedoelstellingen concreet te bereiken.
In de eerste plaats wil hij meer contracten op basis van no cure no pay, of no cure less pay. De particuliere reintegratiebedrijven vechten tegen de beeldvorming dat ze maar geld in hun zak steken. Nog geen 1/5 van het totale budget wordt in private reintegratie gestoken.
De overheid moet samen met Boaborea echt iets durven. Hij wil een doelstelling om samen met de particuliere bedrijven 40% van de WSW-ers in een reguliere baan te brengen. Tevens wil hij met de overheid als doelstelling afspreken om 40.000 Wajongers in vier jaar tijd naar een reguliere baan te brengen. Spekman van de Partij van de Arbeid ging hierop in. ‘We hebben al zoveel voorstellen gehad, die gebakken lucht bleken te zijn, we willen graag nadere voorstellen van uw kant, om dit plan in te vullen’. Er werd afgesproken dat dit zou gebeuren.
Piet van der Lende |