Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden


vv


vv

Stuwdam in Scherpenzeel op de grens van de Rottige Meenthe en waar de weilanden van de grootschalige landbouw beginnen. Het verschil in waterpeil is duidelijk herkenbaar. De foto is genomen in 2015.

Waarom een goed beheer van natuurgebieden en grootschalige moderne landbouw niet samengaan.

Er is bij de verdere ontwikkeling van de moerasgebieden in Overijssel en Friesland gekozen voor een model, waarbij bepaalde gebieden werden aangewezen als moerassig natuurgebied, waarbij de plassen en petgaten met daartussen de ribben, dus het landschap dat is ontstaan door de vervening, behouden moest blijven met haar verschillende stadia van verlanding. Daarvoor is een hoge waterstand nodig om het gebied nat te houden. Bij de vele ruilverkavelingen die er tot in de tachtiger jaren van de vorige zijn geweest maar incedenteel ook later ging men delen van het land overdragan o.a. aan staasbosbeheer, die er natuurgebieden van moest maken. De ruilverkavelingen zelf waren impulsen voor de opzet van grootschalige moderne landbouw vlak naast deze natuurgebieden. Zo hoopte men twee vliegen in een klap te slaan: natuurbehoud in de nieuwe natuurgebieden en een rendabele moderne landbouw op kapitalistische leest geschoeid. Dit leek het meest efficiente compromis tussen de vereisten van de moderne kapitalistische landbouw en natuurbehoud. In de praktijk blijkt echter steeds meer, dat dit ontwikkelmodel een misvatting is geweest. Een goed beheer van natuurgebieden en de ontwikkeling van de grootschalige landbouw vlak ernaast gaan niet goed samen. Door de commerciele en grootschalige zeer efficiente landbouw, vooral veeteelt, liggen vlak naast deze natuurgebieden uitgestrekte weilanden, van boeren die soms honderden koeien melken volgens de modernste methoden. Hun ontwikkeling in die richting is een gevolg van de kapitalistische ontwikkeling van particuliere bedrijven. Voor dit conept van bedrijfsuitoefening moet het land droog liggen en geegaliseerd zijn met een monocultuur van gras, waartussen niets anders groeit.

Door de lage waterstanden vlak naast de moerasgebieden ontstaan afwateringsproblemen voor die natuurgebieden. Het regenwater uit die gebieden sijpelt weg naar de landbouwgebieden. Door de diepwaterbenalimng van de landbouwgebieden met uitgestrekte geegaliseerde weilanden gaat het veen in die gebieden inklinken. Het land komt steeds lager te liggen en het probleem van de waterbeheersing wordt steeds groter. Bovendien moet het moerasgebied worden onderhouden. De voortgaande verlanding moet worden tegengegaan door regelmatig stukken waar bomen zijn gaan groeien te ontbossen. Dit is onlangs met Europese subsidies in de Rottige Meenthe gebeurt. Het riet bijvoorbeeld dat in die gebieden groeit moet voor een groot gedeelte ieder jaar worden gemaid, en de plassen moeten van krabbescheer worden ontdaan om de verschillende stadia van verlanding in stand te houden.

In het gebied van de Weerribben en de Wieden zijn zo'n 300 riettelers die in Nederland 30% van de markt bedienen. Het merendeel van de riettelers doet dit als hobby of om een andere reden als bijverdienste. En nu kunnen de riettelers omdat ze duurder zijn de concurrentie met Chinese riettelers niet meer volhouden. En dreigen ze failliet te gaan. Dan zal als het riet niet meer gesneden wordt, het hele gebied verlanden en veranderen in bos. Dit gebeurt gedeeltelijk toch al, omdat er niet genoeg geld is dat nodig is om -met hoge kosten- het moerasgebied in zijn huidige staat in stand te houden. Daardoor zeggen de provicies en het rijk: we gaan bezuinigen, we hebben niet genoeg geld daarvoor. De provincie Oversijssel heeft het nationaal park Weerribben De Wieden afgestoten en Friesland wil de Rottige Meenthe niet onderhouden. In de landbouwgebieden zal alleen een zandachtige onderbodem die zeer laaggelegen is overblijven en de moersgebieden dreigen te verlanden en ook alleen maar bos vertonen. De grote diversiteit van flora en fauna in de natuurgebieden, karakterisitek voor moerasgebieden, zullen gedeeltelijk verdwijnen als er niet wordt ingegrepen. Het oorspronkelijk model waarvoor is gekozen ergens een jaar of 30, 40 geleden is niet duurzaam en houdbaar en leidt tot vernietiging van natuur en landschap. Om dat nader te analyseren, behandel ik hietronder de verlandingsprocessen in de moerasgebieden met als voorbeeld de Brandemeer.

Verlanding

vv

In Spanga de grens tussen de weilanden en de Rottige Meenthe. Het verschil in waterpeil is duidelijk herkenbaar. De foto is genomen in 2017.

Open water groeit in de loop der jaren dicht met planten. In ondiep water gaat dat snel. Eerst zijn dat waterplanten als fonteinkruid en krabbescheer. Later steeds meer planten als lisdodde en riet. Een bekend stadium in deze verlanding zijn de kraggen; op het water drijvende pakketten van dood en levend plantenmateriaal waarop riet en lisdodde groeien. De kwaliteit en de kwantiteit van het water is van levensbelang voor plant en dier. Als er te weinig goed water voorhanden is gaan de natuurwaarden in het gebied op den duur achteruit en verloren. Soms komt de plantengroei helemaal tot stilstand.
Onder oorspronkelijke omstandigheden waren veengebieden als het Brandemeer door hun lage ligging gebieden waar grondwater (kwel) naar boven kwam. Kwelwater is water dat vanaf hoger gelegen (veen) gebieden loopt en dat door die lange ondergrondse weg verandert van samenstelling. Kalk speelt daar o.a. een belangrijke rol. In de loop der tijden zijn de landbouwgronden ontwikkeld en is de grootschalige moderne landbouw tot stand gekomen met monoculturen van gras en een technologisch beheer van de graslanden. Daarbij zijn de polderpeilen verlaagd. Het verschil in water peil met de omliggende polders is in de huidige situatie zo groot dat in plaats van het opwellen van water er nu permanant water via de ondergrond wegloopt naar die lager gelegen polders in de omgeving. Het resultaat van het wegzijgen van water is in het veld waar te nemen als verdroging. Bijvoorbeeld in het Brandemeer heeft dit een duidelijk effect op de plantensoorten. Planten van meer voedselrijke en droge milieu’s veroveren steeds meer ruimte. Door verandering van de waterkwaliteit is o.a. krabbescheer vrijwel verdwenen. Het water dat wegzijgt moet vervangen worden door ander water. Het water dat hier voorhanden is komt uit de Tjonger. De kwaliteit hiervan is voor dit natuurgebied onvoldoende. Het water is met name in de zomermaanden sterk verrijkt met gebiedsvreemde stoffen en dan anders van samenstelling dan het kwelwater dat hier normaal hoort voor te komen.

Helofijtenfilter

vv

Afwateringskanaal van de Brandemeer naar de weilanden. De foto is genomen in 2015.

Helofytenfilters zijn aangelegde moerassystemen van o.a. riet, lisdodde en mattenbies. Een dergelijke vegetatie functioneert als een filter voor de zuivering van het oppervlaktewater. De inrichting en het beheer is al afgestemd op de verbetering van de water kwaliteit. Met deze filters moet vooral stikstof en fosfaat uit het water worden gehaald. Deze stoffen zorgen in het bijzonder voor grote veranderingen in de oospronkelijke flora en fauna. Met de aanleg van het moerasfiltersysteem langs de Helomavaart zal naar verwachting een aanzienelijke verbtering van de kwaliteit van het water kunnen worden bereikt. Dit natuurlijke systeem moet de tijd krijgen en de beheerder moet geduld hebben.

Wat efficinet leek, is zeer duur

Uit het bovenstaande blijkt, dat in het model van natuurgebieden met vlak ernaast grootschalige moderne landbouw en veeteelt helemaal niet zo efficient is als eerst gedacht. Grote vele geld kostende investeringen in de natuurgebieden zijn nodig om de natuurwaarden nog enigszins op peil te houden.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende