De Bataven Na de moord op Nero in 68 n. Chr., brak in het Romeinse rijk een burgeroorlog uit. Galba, Otho, Vitellius en Vespasianus streden om de macht en zij lieten troepen uit andere delen van het Romeinse Rijk komen om hen te steunen. Vitellius liet soldaten uit het leger bij de Rijn komen. Voor de Bataven en de Cananefaten was het terugtrekken van troepen langs de Rijn, de belangrijkste verdedigingslinie van de Romeinen in het noorden een mooie gelegenheid om in opstand te komen. Wat men de Bataafse Opstand noemt begon in het voorjaar van 69 door de Cananefaten. De Bataven sloten zich bij hen aan. De gebeurtenissen zijn beschreven door de geschiedschrijver Tacitus. De Romeinen wilden de Bataven dwingen bestuurlijk en cultureel geheel op te gaan in het Romeinse Rijk. De Bataven vreesden daardoor hun eigen waarden en gebruiken te verliezen. En nog belangrijker: de macht van de bestaande Bataafse adel dreigde daardoor kleiner te worden. De leider van de opstand was Julius Civilis, een Bataaf die carriere had gemaakt in het Romeinse l;eger. Civilis kreeg steun van de Cananefaten en de Friezen. De opstand drong door in Gallië en ook daar sloten zich stammen aan. De Romeinse militaire steunpunten aan de Rijn gingen in vlammen op. In 70 na Chr. stuurde Vespasianus een leger van acht legioenen naar het noorden. Dat betekent een leger van 40.000 man. Civilis gaf zich daarop over aan Cerialis, de Romeinse legerleider. Civilis heeft zijn doel niet kunnen bereiken, maar echt verloren was hij niet. Het bondgenootschap met de Romeinen schijnt op ongeveer op de oude manier te zijn voortgezet.
|