De Ridderschappen en het bestuur van Overijssel in de 16e, 17e en 18e eeuwIn de 16e, 17e en 18e eeuw was Overijssel verdeeld in drie grote gebieden voor de rechtspraak waar drosten aan het hoofd stonden. De drie gebieden waren Salland, Twente en Vollenhove. Het drostambt Vollenhove, waarvan u hieronder een kaartje ziet, had een Landrost, die aan het hoofd stond van het drostambt. Hij sprak recht namens de landsheer bij ernstige vergrijpen en criminaliteit. Daarnaast oefende hij toezicht uit op de lagere vormen van rechtsspraak, die uitgeoefend werd door schouten in het schoutambt. Bij het bestuur in Overijssel sinds ongeveer 1500 moeten we een onderscheid maken tussen de schoutambten en de kerspelen of bijvoorbeeld de heerlijkheden. De rechterlijke macht van de lage jurisdictie lag dus bij de schout in het schoutambt, bijgestaan door twee keurnoten oftewel gerechtsbijzitters. Op bestuurlijk en financieel terrein waren er de kerspelen en de heerlijkheden. Rond 1600 veranderde dit. Als gevolg van de opstand en de reformatie kreeg de drost na 1578 de bevoegdheden van de geestelijk rechtspraak inzake huwelijkskwesties, geloofszaken en woeker overgedragen. Vervolgens nam de drost de behandeling van bezitsgeschillen in eigen hand en breidde hij zijn werkzaamheden uit tot kwesties inzake voogdij en nalatenschap. De competentie van de drost nam dus, voor een deel ten koste van de werkzaamheden van de schout, toe. Deze tweedeling in de rechtspraak het onderscheid tussen de hoge en de lage jurisdictie bleef min of meer in stand tot 1 maart 1811. Op deze datum werden de bestaande rechterlijke instellingen opgeheven en werden hun taken overgenomen door hun rechtsopvolgers. De politieke verdeeling van het platte land van Overijssel, is in groote trekken vermeld in het III deel van den Tegen- woordigen Staat p. 560. Aan dezelve is, wat het grootste gedeelte van Zalland en van Twenthe betreft, eene maal- schappelijke verdeeling in marken voorafgegaan, en ten aanzien van het kerkelijke, de geheele Provincie door in kerspelen. De steden Zwolle en Deventer en mogelijk ook Kampen, hebben in marken van gelijken naam gelegen. Doch in het kwartier van Vollenhove, heeft het woord kerspel eene dubbele beteekenis, dan eens die van kerspel, dan weder die van buurschap. Dit is mogelijk daaruit herkomstig, dat later in elk kerspel ook andere, als kerkelijke belangen ontstonden en deze dan deels kerspels-, deels buurschaps-wijze geregeld werden. Klimt men tot oude op, dan zal men dikwerf bevinden, dat de grenzender marken en kerspelen niet overeenkwamen en die van de kerspel- en Rigterambten, weder onderling verschillen. Daalt men tot latere tijden af, dan heeft eigen belang de grenzen der marken wel eens gewijzigd en de grenzen der kerspelen, zooals die vóór de hervorming bestonden, hebben bij de hervormden uit een oogpunt van convenientie, op meer dan eene plaats, verandering ondergaan. Politiek en maatschappelijk, nu was het platte land in Overijssel in 1750, weder gesplitst in de volgende Schout- of Rigterambten en marken.(1)
(1) Zie ook Schets eener verdeeling van Overijssel in schout of Rigteramabten en markten omstreeks 1750. Door J. Doorninck. Zwolle, W.E.J Tjeenk Willink 1867. Verdere literatuur: G.M. Laar- Noord-West Overijssel, één grote gemeente. In: Historische Mededelingen- Officieel orgaan van de Historische Vereniging Steenwijk en omstreken. zeventiende jaargang no 1/2001
|