DorpslevenDe kerk was het middelpunt van vele gebeurtenissen. Zij was tot in de twintigste eeuw het godsdienstig, maar ook het sociale centrum van het dorp. (al zullen velen, met name katholieke dorpsbewoners de situatie in de tijd van de republiek als een regelrechte dictatuur hebben ervaren. Er was een sterke verwevenheid van kerkelijke en wereldlijke zaken. Hoe die verwevenheid er in de middeleeuwen precies heeft uitgezien weten we niet. Wel is er meer bekend over de gang van zaken na de reformatie. In de kerk werden na klokgelui de volmachten gekozen voor door de grietman uitgeschreven samenkomsten van de dorpelingen, zie bouw kerk Scherpenzeel, er was dus wel enige demokratie. Voor de beslissing over zaken betreffende dijkbescherming, in tijden van oorlog, bij benoemingen van de grietman en tijdens overstromingen was de kerk het toevluchtsoord voor de bevolking. Er waren veel kontakten tussen de dorpsbewoners onderling. Een belangrijke plaats van samenkomst was ook de herberg. Hier werden de kerkerekeningen vaak aan de kerkvoogden overlegd en werden kontrakten afgesloten. Uit de kerkvoogdijrekeningen van Spanga blijkt, dat de heren het er in het kader van hun functie vaak goed van namen. Op 31-3-1772 vermelden de rekeningen bij het afsluiten, dat Jan Philips aan de Oldemarkt 6 car. glds heeft ontvangen voor de levering van drie vendels bier op de kerkerekeninge. Een soortgelijke vermelding vinden we ieder jaar bij het afsluiten van de boeken. Ook de jaar- en week markten werden druk bezocht. De denkwereld van de plattelander kwam in al zijn bezigheden tot uiting en leidde tot een bepaalde houding tegenover de natuur. Men had een naast het zakelijke een emotionele binding met de bodem, de boerderij en het vee. (Zie voor deze principes Wichers, de oude plattelandsbeschaving.) Een geliefde bezigheid was dan ook het bespreken van de produkten van eigen bodem met anderen en de onderlinge vergelijking van de gewassen. Deze besprekingen vonden weer plaats in het kader van verwantschapsverplichtingen of op traditionele feestdagen. Op verjaardagen, bruiloften, begrafenissen, jaar- of weekmarkten. In later tijden waren ook de zogenaamde boereboelgoeden belangrijk, waar velen van heinde en verre op afkwamen. Soms duurde zo'n boelgoed wel twee of drie dagen. Veel boeren gingen niet naar deze bijeenkomsten om iets te kopen, maar om met elkaar te spreken en de prijzen te vergelijken. armoede Er zijn vele feiten en gebeurtenissen, waaruit blijkt hoe armoedig de bevolking het had in de dorpen Spanga, Scherpenzeel, Nijetrijne en Munnekeburen.In de recessie van de 18e eeuw kunnen de boeren zelfs het onderhoud van de kerken niet meer betalen en worden verschillende kerken afgebroken of ze verkeren in een slechte staat van onderhoud. De kerk van Nijetrijne moest in 1750 worden afgebroken. Er bleef destijds niets meer over dan een ringmuur, waarachter de lijken werden begraven. Overigens blijkt hier, dat we de afbeeldingen van kerken die in deze tijd werden gemaakt met een korreltje zout moeten nemen, want de kerk van Nijetrijne werd in 1750 afgebroken terwijl een achttiende eeuwse tekening van de kerk het jaartal 1774 vermeldt. In 1674 schrijft dominee Ekema aan de classis, dat hij niet alleen niets van de landerijen had genoten, maar dat hij bovendien de lasten nog moest betalen. Hij was genegen de dienst gratis waar te nemen, wanneer men hem vrijstelde van het betalen van de lasten. Om de armoede het hoofd te bieden, sloten de vier dorpen in 1737 een overeenkomst, waarin ze beloofden elkaar in moeilijke tijden financieel of anderzins te zullen steunen. Het onderhoud van de kerkgebouwen slokte een groot gedeelte van het budget op. De kerk in Scherpenzeel verkoopt evenals in de rest van Friesland een gedeelte van zijn bezittingen. (Zie Middendorp)
|