Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden



De ontwikkeling van boerderijen

Een onderverdeling in boerderijtypen, een typologie betekent, dat boerderijen in een bepaalde streek m.b.t een aantal essentiele elementen overeenstemmen, zoals de draagconstructie, de plaats van het vee en de opslagruimte voor de oogst. Tot een bepaald type horen dan boerderijen, die op deze punten overeenstemmen. Maar het is een grove indeling; boerderijen van eenzelfde type kunnen op andere onderdelen sterk verschillen. Bovendien kunnen in boerderijen van verschillende typen dezelfde elementen voorkomen. Een typologie is niet meer dan een handig hulpmiddel om wat lijn te brengen in de veelheid van vormen om ons heen.(1)

Nu zijn er globaal twee visies: een statische en een dynamische. Volgens de verouderde statische visie kan men in de boerderijbouw en andere streekeigen zaken, zoals klederdrachten, dialecten, sieraden etc. zeer oude tradities herkennen. Zo vormvast dat zelfs de afstamming van van de volksstammen aanwijsbaar zou zijn, die na de volksverhuizingen in de vierde eeuw na Christus zich over ons land verspreid zouden hebben. Men nam aan dat iedere volksstam ieder zijn eigen cultuur en traditie meebracht en dat hieruit regionale verschillen zouden kunnen worden verklaard. Hieruit-dus uit de verspreiding van boerderijtypen- zouden zelfs oude grenzen van de verschillende stammen-dus hun gebieden- vast te stellen zijn. Recente onderzoekingen hebben echter aangetoond, dat verschillende boerderijvormen, zoals de Friese stelp en de gesloten hoeve in Limburg van recente datum zijn, die zich uit oudere vormen hebben ontwikkeld. Men kan dan ook beter een meer dynamische visie hanteren, waarbij de nadruk wordt gelegd op de veranderingen die zich in de boerderijbouw voordeden op basis van technologische, ekonomische en andere faktoren. De nadruk wordt dan meer gelegd op de vormveranderingen in de boerderijtypen. De typologie is hierbij niet meer dan een hulpmiddel om de verspreiding van boerderijvormen op een bepaald historisch moment in kaart te brengen.(2) Men kan voor een typebepaling een aantal kenmerken als uitgangspunt nemen, bijvoorbeeld de functionele indeling van woon-, werk-,stal- en oogstruimten in combinatie met de draagconstructies.

De oudste boerderijen in het noorden en noord-westen van ons land bestaan uit een woonstalhuis met daarnaast of daarachter een vrijstaande hooiberg. Om meer ruimte te verkrijgen en om efficienter te kunnen werken werden na de zestiende eeuw stal en hooiberg onder een dak gebracht en ontstond de "Friese" schuur. In het laatste stadium van deze ontwikkeling werd ook het woongedeelte in de schuur opgenomen en ontstond de stelp. Zo zijn uiteindelijk vier functies, namelijk wonen, werken, stallen en tassen, onder een dak samengebracht. (3)

Het haardvuur

wat betreft het haardvuur kan men een aantal fasen onderscheiden. Het oudste type stook plaats is de zogenaamde vrije haard, een open vuur middenin de woonruimte, zonder rook afvoer. Een dergelijke stookplaats werd vooral aangetroffen in de meer primitieve huisvormen, waar nauwelijks of geen afscheiding bestond tussen de verschillende ruimten. Een bekend voorbeeld hiervan is het "Los Hoes". Het open vuur werd gestookt in een ondiepe kuil, op de grond of op een kleine verhoging. Om redenen van brandveiligheid bevond het vuur zich meestal op een harde ondergrond, bijvoorbeeld op enkele platte stenen, op een vloerplaatje of op een ijzeren haardplaat. De rook van het vuur werd niet door een rookkanaal afgevoerd en kwam vrij in de ruimte terecht, vanwaar het zich door de kieren van de het dak of door een luik een weg naar buiten zocht. Dergelijke huizen hadden dus geen schoorsteen en worden ook wel rookhuizen genoemd. De rook schijnt een drogende en conserverende werking te hebben gehad op de op de zolder opgeslagen oogst. Voor de bewoners moet het verblijf in de rokerige ruimte niet erg aangenaam zijn geweest, terwijl de rook bovendien op alles een vette roetlaag achterliet. Het open vuur diende zowel voor verwarming als voor de voedselbereiding.(4)

De zestiende eeuw

In de zestiende eeuw droegen investeringen in de landbouw tijdens een periode van hoogconjunctuur bij tot een verbetering van de productiviteit, door een betere bescherming van hooi, vee, en akkerbouwproducten tegen weersinvloeden en brandgevaar en door een rationelere indeling van de gebouwen. In de loop van de 16e eeuw heeft in de boerderijbouw waarschijnlijk reeds een geleidelijke overgang van huot en leem naar baksteen en van riet en stro naar dakpannen plaats gehad. (5) Aan het eind van de 16e eeuw begint men het huis met de losse hooiberg, cq de losse graanberg of schuur, te vervangen door het gewone Friese huis, waarin woonhuis, stal en hooi- cq graanberging onder een dak zijn gebracht. Dit gewone Friese huis komt voor het eerst voor in 1581. Deze evolutie naar een betere en kostbaarder materiaal gebouwde boerderij heeft zich vrij snel voltrokken. Het nieuwe type heeft ca 1625 reeds de overhand in Kollumerland, Achtkarspelen, West en Oost Dongeradeel, ca 1650 in Hennaardederadeel, Franekeradeel, Baarderadeel, Leeuwarderadeel, Wonseradeel en Wymbriotseradeel. In Idaarderadeel, Rauwerhem, Utingeradeel en Haskerland werd deze fase omstreeks 1700 bereikt. (7)

Boerderij onderzoek

De Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek (SHBO) was een Nederlandse stichting die tussen 1960 en 2007 fungeerde als kenniscentrum voor Nederlandse plattelandscultuur en landelijke bouwkunst, met name historische boerderijen. In 2007 werd de stichting opgeheven. Het foto- en tekeningenarchief werd overgedragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De voorraad publicaties werd overgenomen door enkele oud-medewerkers die onder de naam Boerderijboekwinkel de verkoop voortzetten.

In de beeldbank van de Rijksdienst vindt u vele honderden bouwtekeningen, fotoos en andere gegevens van historische boerderijen.

(1) "boerderijen bekijken" Uitgave Stichting Historisch boerderij onderzoek in Nederland. Samengesteld en geredigeerd door P.A.M. van Wijk. Uitgave stichting historisch boerderijonderzoek, 1985. blz 15

(2) "boerderijen bekijken" blz 17-19

(3) "boerderijen bekijken" blz 19

(4) "boerderijen bekijken" blz 44

(5) Spahr vd Hoek blz 99

(6) Spahr vd Hoek blz 100

(7) Spahr vd Hoek blz 157

verdere literatuur:

Jan Jans- Langs oude Drentse boerderijen, bewerkt door E jans en L de Jong, Assen 1980

H Schelhaas en Bert molenaar (red) boerderijen in Overijssel, Zwolle 1979.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende