Katholieken en protestanten. Weststellingwerf heeft altijd in vergelijking met grietenijen in de omgeving een hoog percentage katholieken gekend. In de 19e en 20e eeuw schommelde dit percentage rond de 15%, en in de 17e en 18e eeuw moet dit percentage nog hoger zijn geweest, want in de stemcohieren van 1698 staan verschillende boeren als papist vermeld, terwijl hun nakomelingen enkele generaties later naar de protestantse godsdienst zijn overgegaan. Ik kom daar nog op terug. (1) Ook in de Westhoek van Weststellingwerf is er tot op de dag van vandaag een grote katholieke minderheid blijven bestaan, die in Kuinre ter kerke ging. papisten in de 18e eeuw Merkwaardig is, dat voorouders van families die in de tweede helft van de 18e en de 19e eeuw protestant zijn, in de stemco- hieren van 1698 "papist" genoemd worden; blijkbaar zijn vele boerefamilies nog lang na de reformatie katholiek gebleven en pas in de 18e eeuw overgegaan op de hervormde staatsgodsdienst. In de stemcohieren van 1698 wordt in Scherpenzeel bij- voorbeeld Peter Bouwen als "papist" genoemd. Nakomelingen van deze Peter Bouwen zijn in de 18e eeuw protestant. De kleinzoon van deze Peter Bouwen, Klaas Bouwen, nam in 1812 de achternaam Oosten aan en was kerkvoogd van de kerk in Spanga. Deze overgang van het katholicisme naar het protestantisme in sommige families, ver na de reformatie, vond waarschijnlijk plaats, omdat de katholieken in de tweede helft van de zeventiende en de achttiende eeuw sterk onder druk werden gezet, protestant te worden. Ze moesten bijvoorbeeld meedoen aan werkzaamheden voor de hervormde kerk, zoals de functie van kerkvoogd vervullen. In het oudste kerkeboek van Spanga wordt duidelijk, dat de "dorpsluden' ieder jaar eind februari, begin maart bijeenkwamen, om de financiele gang van zaken van de kerk te bespreken. De oude kerkvoogden legden rekening en verantwoording af over de inkomsten en uitgaven van de kerk, en er werden nieuwe kerkvoogden benoemd. Op 13 maart 1710 is er weer zo'n vergadering. Er ontstaan dan echter problemen; de oude kerkvoogden hebben tot volle tevredenheid rekening en verantwoording afgelegd, maar een van de nieuw te benoemen kerkvoogden Hendrijck Jansen, weigert aan te treden. Nu werden er altijd twee kerkvoogden benoemd, waarbij iedere kerkvoogd het beheer over de helft van het aanwezige kontante geld kreeg. Een van de kerkvoogden aanvaardde in 1710 zijn gedeelte. Maar: "Het overige gedeelte der penningen bedragende summa twee hondert Car glds courant zijn provisioneel in handen van bovengenoemde predikant Rud. Riddringa opgevoert, ter oorsake dat de nieuwkomende kerkvoogt Hendrik Jans weigeragtig was om de kerkvoogdijschap op sich te nemen, alwaarom de ordre in dessen van onse hooftofficier de Wel Ed: Hr Haren moeten afwachten, om dat geval voor deesen noit voorgevallen, na sijn Edts advijs, te regte te brengen". Later is aan deze tekst toegevoegd: "in preasentie van de dorpsluden heeft Hendrik Jans het kerkvoogdijschap op sich genomen ende het gelt uit handen van Dr Rud. Riddringa ontfangen." In de stemcohieren van 1698 is de vader van deze Hendrik Jans, Jan Hendriks, gebruiker van de no's 20 en 21. Tevens is hij mede-eigenaar van no 20. Deze Jan Hendriks wordt "papist" genoemd. Het kerkeboek van Spanga vermeld niet, wat de reden was voor de weigering van Hendrik Jans. Had dit wellicht te maken met het feit, dat hij eigenlijk katholiek was, en dat hij zich niet wilde laten dwingen, protestant te worden?. Er kunnen natuurlijk ook andere redenen zijn geweest. In ieder geval maakt het kerkeboek wel duidelijk, dat een dergelijke weigering nog niet eerder was voorgevallen. Maar het wordt ook duidelijk, dat mensen zwaar onder druk werden gezet om het kerkvoogdijschap te aanvaarden. Je kon niet zomaar weigeren. Dan kwam de Hooftofficier erbij te pas! Kunnen we uit andere archivalia wellicht meer over de weigering van Hendrik Jans te weten komen? Deze Hendrik Jans noemde zich al voor de franse tijd "Hendrik Jans Woud"; hij was gehuwd met Grietje Klazen, De vader van Hendrik Jans, Jan Hendriks was een zwager van de "papist" Peter Bouwen, die hiervoor ter sprake kwam en die in Scherpenzeel woonde. Zij zijn met hun echtgenoten Femmigje en Margje Peters voorvaderen van mensen uit de Grote Veenpolder met achternamen zoals Woud, Oosten, Peereboom, Gouma, de Boer, etc. Verschillende feiten wijzen erop, dat een groot deel van de bevolking katholiek wilde blijven. Na de overgang van de staten van Friesland werden alle katholieke kerken protestant. Om een predikant te kunnen onderhouden, werden de vier voormalige parochies van Nijetrijne, Scherpenzeel, Munnekeburen en Spanga tot een diakonie samengevoegd; De parochies beschikten afzonderlijk over te weinig bezittingen om een predikant te kunnen onderhouden. De kerk zal wellicht ook hier in de tijd van de refor matie veel bezittingen zijn kwijtgeraakt. De benoeming van een predikant in Scherpenzeel ging echter met veel strubbelingen gepaard. Er was tussen 1580 en 1619 of wellicht zelfs 1610 een lange periode, waarin geen dominee werd beroepen. We hebben gezien, dat de pastoors tussen 1580 en ongeveer 1590 weer op hun post waren teruggekeerd, mogelijk gemaakt door de bescherming van de Spanjaarden. (2) Maar ook na 1593, na de brief van Willem Lodewijk, wanneer de hervormden de strijd hebben gewonnen, wordt er in eerste instantie geen dominee beroepen. In 1602 bevelen de Staten de ingezetenen van Scherenzeel binnen 6 weken een predikant te beroepen. Blijkbaar was de lakse houding van de bevolking de centrale overheid een doorn in het oog. Uiteindelijk werd in 1610 of 1619 Balthasar Stuifsant, de vader van de beroemde Pieter, als eerste prediant benoemd. Althans.. dat is mogelijk, maar veel is nog onzeker. (1) B. Oosten sociografie (2) Reitsma en M.H de Vries
|