Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden



Uit de geschiedenis van de Grote Veenpolder

Onderwijs in de loop der eeuwen

vv

Hierboven ziet u het uitgaan van de nieuwe openbare lagere school in Scherpenzeel in de dertiger jaren van de 20ste eeuw.

In vroeger eeuwen was het onderwijs gebrekkig georganiseerd. Analfabetisme kwam veel voor. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen er echter meer scholen. Onderwijzers werden centrale figuren in het dorpsleven. Zij hebben zich ingezet om de levens-omstandigheden van de plattelands-bewoners te verbeteren en zij maakten de mensen vertrouwd met nieuwe politieke ideen en met moderne produktie-methoden in de landbouw.

In 1629 is er in Scherpenzeel al sprake van de schoolmeester Kempe Wijbrant, die door de kerkvoogdij van Scherpenzeel werd onderhouden. De overheid zorgde in deze tijd niet voor goed onderwijs; de dorpsbewoners moesten via bijdragen aan de kerk zelf voor het onderwijs zorgen. In 1700 besluiten de "dorpsluden" van Scherpenzeel, Spanga, Munnekeburen en Nijetrijne gezamenlijk het onderwijs uit de "kerke profijtien" te zullen bekostigen. Van onderwijs kwam in deze tijd echter niet veel, omdat s' winters een groot gedeelte van de wegen voor de kleinere kinderen onbegaanbaar was. En 's zomers zal er van onderwijs ook niet veel zijn gekomen, want dan moest iedereen meehelpen bij het binnenhalen van de oogst. Het verzuim zal erg groot zijn geweest. Uit de kerkelijke archieven blijkt, dat analfabetisme nog al eens voorkwam. We zien dan, dat iemand met enkele gebrekkige lijntjes een document ondertekende, waarna iemand anders erbij zette: "dit is .. eigen gesette merck". Toch blijken de dorpsbewoners die iets moesten ondertekenen meestal wel hun eigen naam te kunnen schrijven, al hadden sommigen daar, gezien de vaak bibberige lijntjes duidelijk moeite mee.

meer scholen

In de 19e eeuw is het onderwijs aanzienlijk verbeterd, omdat ieder dorp een eigen school kreeg, zodat het verzuim beter kon worden bestreden. In 1824 werd de bouw van een nieuwe school in Scherpenzeel aanbesteed. In een akte van een notaris staat dat 26 maart 1824 gezeten ten huize van Willem Belo, kastelein in de Nieuwe herberg te Scherpenzeel, in tegenwoordigheid van de getuigen Gerrit Jacobs Landman, Pieter Bouwen Hofstee, Andries Heinen Timmerman Romke Bontes de Vries en IJsbrand Dirks Oosten, in de kwaliteit als kerkvoogden van de dorpen Scherpenzeel, Munnekeburen, Spanga, en Nijtrijne een aanbesteding wordt gedaan van het afbreken en weer opbouwen van een school te Scherpenzeel. De akte is in het bezit van iemand, die mij daarover in maart 2011 een email stuurde.

De school van Spanga werd in Slijkenburg gevestigd. Het loon van de schoolmeester werd hier in eerste instantie gedeeltelijk betaald door een schoolfonds, dat in Spanga enige stukken land bezat. Maar de omstandigheden waar- onder in de 19e eeuw les moest worden gegeven, waren nog verre van ideaal, getuige de akties van de Slijkenburgers in de zeventiger jaren van de vorige eeuw voor de bouw van een nieuwe school. In 1878 schreef men in de krant, dat "mannich bargehok" er beter verzorgd uitzag. De protesten hadden wel resultaat; op 23 juni 1883 werd de bouw van een nieuwe lagere school aanbesteed. In de zeventiger jaren van de 19e eeuw protesteerden ook de inwoners van de Langelille tegen de ongunstige omstandigheden, waaronder de kinderen onderwijs moesten volgen. Daarbij kwam naar voren dat de school in Scherpenzeel, waar zij hun kinderen naar toe moesten sturen, een groot gedeelte van het jaar praktisch onbereikbaar was. In een brief schreven de bewoners van de Langelille: "Het afgelegene toch van het noordeinde van de Langelille waaronder een groot gedeelte van de Gracht mag en moet gerekend worden, maakt de school voor een groot gedeelte van het jaar althans voor de kleinste leerlingen ontoegankelijk". De weg van Scherpenzeel naar Langelille verkeerde in deze tijd in een zeer slechte staat, hetgeen eveneens blijkt uit een verzoek van de bewoners uit dezelfde tijd om de aanleg van een straatweg. Nadat het gemeentebestuur eerst afwijzend op het verzoek om een school had gereageerd, kwam deze er later toch.

veranderingen

De onderwijzers speelden een belangrijke rol in de veranderingen die zich in de 19e eeuwse plattelandsgemeenschap voor- deden. Het ging daarbij om de verbreiding van nieuwe inzichten op het gebied van de landbouw, en de verbreiding van politieke- meestal socialistische opvattingen. De onderwijzer zette zich vaak in voor de rechten van de straatarme veenarbeiders, die onder mensonterende omstandigheden in de veenderijen werkzaam waren. In maart 1889 bijvoorbeeld stelde meester S. Koopmans uit Scherpenzeel voor, een onderzoek te doen naar de leefomstandigheden van de arbeiders in Friesland. De Friese Volkspartij stelde een comite in, die het onderzoek moest uitvoeren. Ook meester Koopmans maakte deel uit van dit comite. Naar aanleiding hiervan verschenen in 1890 twee brochures, een over vrouwen- en kinderarbeid en een over werktijden en lonen. Door deze brochures werden de wantoestanden in de veenderijen aan de kaak gesteld. Zo konstateerden de onderzoekers, dat zwangere vrouwen en kleine kinderen urenlang zware modderschuiten moesten trekken. Koopmans was ook in andere opzichten initiatiefnemer om de toestanden in de Veenpolder te verbeteren. Op maandag 11 februari 1889 werd onder zijn leiding in de Grote Veenpolder een plaatselijke vereniging "ter bevordering van de stoffelijke belangen der inwoners" opgericht. Het was echter geen specifiek socialistische vereniging. De nieuwe vereniging wenste zich buiten staatkundige en kerkelijke twistpunten te houden. "Opdat het aantal leden zo groot mogelijk zou worden, is de jaarlijkse bijdrage der leden bepaald op 30 cents".

Woudsma

Een andere onderwijzer die zich inzette voor de belangen van de straatarme veenarbeiders was A. Woudsma, die onderwijzer was in Munnekeburen. Hij was op 19 november 1892 een van de organisatoren van een propagandatocht van de Friesche Volkspartij en de vereniging voor Algemeen Kies- en Stemrecht in de Grote Veenpolder. Bij dit soort aktiviteiten werd hij voortdurend tegengewerkt door de overheid. De bovengenoemde propagandatocht werd door de toenmalige burgemeester Sleeswijk gedeeltelijk verboden. Er mocht propaganda worden gemaakt, maar slechts op berperkte schaal, om te zorgen dat er niet teveel volk op de been kwam. Woudsma zorgde echter met de andere organisatoren dat het toch een uitgebreide propagandatocht werd langs verschillende cafe's in de Westhoek, waarbij muziek werd gemaakt door het Wolvegaster fanfarecorps en het zanggezelschap "De Blijde Toekomst". De cafehouders en Woudsma werden vervolgens voor het gerecht gesleept omdat ze zich niet aan het verbod van Sleeswijk hadden gehouden. Het liep echter goed af; de rechter sprak hen vrij. Woudsma werd als onderwijzer ook verder dwars gezeten bij zijn propaganda voor het socialisme. In mei 1893 stuurde Woudsma een adres aan de gemeenteraad van Weststellingwerf, waarin hij protesteerde tegen de druk die zijn superieuren op hem uitoefenden om de propaganda voor het socialisme te staken. Het socialistische weekblad "De Klok" konstateerde, dat het adres van A Woudsma in de doofpot werd gestopt; men vond in de gemeenteraad, dat Woudsma wel in zijn vrije tijd voor zijn politieke mening mocht uitkomen, maar dat de gemeeteraad er verder niets aan kon doen. Hij moest niet bij de gemeenteraad zijn om te protesteren. Het moest aan de orde gesteld worden bij de ambtenaren, die toezicht hielden op de kwaliteit van het onderwijs. In een latere periode raakte Woudsma teleurgesteld in de socialistische beweging en nam hij minder radikale standpunten in. Deze twee voorbeelden van aktieve onderwijzers zouden met vele andere kunnen worden aangevuld. Op het einde van de negentiende eeuw was de bekendste onder de socialistische onderwijzers Johannes van der Wijk, die onderwijzer was in Oldelamer. J.J. Kalma heeft over deze onderwijzer, die een van de oprichters was van het weekblad "De Klok", een biografie op schrift gesteld. Voor deze onderwijzer geldt hetzelfde als voor A. Woudsma: in latere tijd raakte hij teleurgesteld in de socialistische beweging. Een andere onderwijzer die ik nog wil noemen is meester Kuit uit Slijkenburg. De Slijkenburgers die bij hem onderwijs hadden gevolgd zaten vol met verhalen over deze markante persoonlijkheid. Deze onderwijzer maakte de kinderen, die voorbestemd waren om boer of boerin te worden, vertrouwd met nieuwe produktiemethoden in de landbouw. Zo nam hij de school- kinderen mee naar de "Ossepolder" waar proefvelden lagen voor het kweken van betere soorten gras. In zijn algemeenheid kan van de onderwijzers in de Grote Veenpolder in de tweede helft van de negentiende eeuw worden gezegd, dat zij vaak wel socialistische ideen hadden, maar dat zij vanuit de doelstelling, te willen opkomen voor de belangen van alle dorpsbewoners een brug probeerden te slaan tussen socialisten, progressieve liberalen en andere politieke stromingen.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende