Inpolderingen en veldnamen in de Grote Veenpolder van WeststellingwerfIn de 18de eeuw was de overheid niet in staat overstromingsgevaar door de veenafgravingen effectief te bestrijden. Het bestuur werd in feite lamgelegd door tegenstrijdige belangen van de landeigenaren en de veenbazen. Men ging niet over tot het grootschalig in cultuur brengen van land. Landeigenaren begonnen daarom maar op eigen houtje land in te polderen. Al voor het ontstaan van de Groote Veenpolder van Weststellingwerf in de 19de eeuw, werden particuliere poldertjes of 'zomerpolders' aangelegd. Oosterhoff zegt in de Veenpolderrevue: 'Op het zuideinde van de Langelille hadden ze een soort zomerpolder met molens erin, want anders lagen de landerijen gewoon voor het buitenwater en daar hadden ze last van' [1]Deze polders kregen allerlei namen. Overigens werden ook na het ontstaan
van de Grote Veenpolder nog poldertjes aangelegd, nog wel in de 20ste eeuw.
We vinden in het dorpsgebied van Nijetrijne de Rietpolder.
[2]
Het gebied is verveend en weer tot weiland gemaakt. Deze
polder werd later mogelijk de Schotanuspolder genoemd, maar dit kan ook een afzonderlijke polder zijn geweest.
[3]
In Nijetrijne bevond zich verder een complex uitgeveende
landerijen die de Ruiterspolder werd genoemd. Het gebied is niet opnieuw in cultuur
gebracht. Het lag ten westen van de Lampevaart aan de Scheene, en is vernoemd naar een vroegere veenbaas uit Munnekeburen
die De Ruiter heette.
In Scherpenzeel aan het Voetpad heeft overigens ook een boer gewoond die Osse heette. Hij is in Scherpenzeel vernoemd bij de Ossevaart en ook weer een Ossepolder. De Ossevaart liep van het voetpad naar de Scheene. In Scherpenzeel vinden we ook de Schapepolder. Deze polder lag aan de Nieuweweg op de grens van Spanga en Scherpenzeel. Het land is uitgeveend en weer ontgonnen door de familie Fleer. De naam van deze polder komt van de vervener Albert Schaap.
Deze vervener wordt geïnterviewd in de parlementaire enquête over de veenderijen
die aan het einde van de 19de eeuw werd ingesteld om onderzoek te doen naar
de armoede en de ellende onder de veenarbeiders. In het socialistische weekblad
voor Zuid-Oost Friesland, De Klok, leverde men commentaar op de resultaten van de enquête.
[5]
Uit dit commentaar blijkt hoe scherp de sociale tegenstellingen
in de Groote Veenpolder waren. Zo gaat men in De Klok tekeer tegen de antwoorden
die Schaap geeft aan de enquêtecommissie:
Vraag: 'Waarop liggen de arbeiders (trekkers)?'
Antw: 'Op ruigte; de ligging laat wel iets te wensen over.'
De Klok heeft een bitter commentaar: 'Stel je voor, de ligging laat wel
iets te wensen over. Reeds dat antwoord kenschetst de man; men bemerkt er
reeds uit dat zijn karakter wel iets te wensen overlaat.'
Willem Schaap doet aan gedwongen winkelnering, een deel van het loon wordt
in natura uitbetaald. De prijzen in de winkel van Schaap liggen hoger dan
elders; de veenarbeiders zijn met handen en voeten gebonden aan hun baas.
De veenbaas onderhandelde wel met de arbeiders over de hoogte van het loon,
maar, zegt De Klok, 'zoals een lam accordeert met den wolf in schaapsjas.'
Schaap betoogde dat de waren in zijn winkel wel een ietsje duurder zijn, maar
dat de waren ook een zeer goede kwaliteit hebben.
Uit het verhoor van de arbeider Johannes Rinkes de Vries uit Munnekeburen
blijkt echter iets anders.
Vraag: 'Is het in de winkel van de veenbazen goedkoop?'
Antw: 'Nee, erg duur.'
Vraag: 'Kunt gij daar voorbeelden van geven?'
Antw: 'Genoeg. Bijv. een brood van 10 oude ponden - ten minste dat zoveel
heet te wegen - in den slimsten winkel bij ons in den Westhoek, van Willem
Schaap. Hij neemt brood van een bakker voor 4 cents minder en rekent er 2
cents meer voor, dan wanneer het bij de bakker wordt gehaald. Dat is 6 cents,
en het gebeurt wel, dat hij er 8 cents aan verdient, en dan krijgt hij het
brood niet eens in huis, want de bakker bezorgt het bij de mensen.'
Schaap ontkende dat er werkelijk armoede was. 'In mijne omgeving heerscht
geen bijzondere armoede, doch ik zorg ook dat de lieden 's winters wat te
werken hebben: maar ik geef dan een kleiner daghuurtje.' Schaap ziet er geen
been in dat de kinderen niet naar school gaan wanneer hun moeder uit werken
gaat; ze houden ze dan thuis. Het commentaar in De Klok: 'Heele natuurlijke
dingen bij Schaap. De man praat erover alsof hij over turven spreekt.'
'Er zijn mensen, die nooit tevreden zijn', zegt Schaap.
In De Klok wordt geschreven: 'Zeker, zulke mensen zijn er. Daaronder behooren
wij ook. Wij zijn zelfs met een exemplaar als Schaap niet tevreden. Gelukkig
dat de kerel 67 jaar oud is. En zulke creaturen worden beschermd door marechaussee
en soldaten, zelfs als het volk, goedmoedig als het is, zulke dikhuidigen
ongemoeid laat. Brave Schaap, stik in turfmolm en verdwijn!'
Naar deze Albert Schaap werd ook een turfvaart vernoemd, de Vaart van Albert Schaap. Deze vaart
liep in Scherpenzeel ten oosten van de kerk. Hij is nu vrijwel verdwenen,
na ontginningswerkzaamheden.
Ook in Spanga lag een Schapepolder, maar het is onbekend of die naar bovengenoemde Albert Schaap is genoemd. [6] Deze polder lag ten westen van de Molendijk. Veertig jaar geleden was het hier nog een grote wildernis. Het is een van de vroegst verveende gebieden in Spanga, verveend aan het begin van de 19de eeuw. In 1928 was er nog veel open water. andere polders In Spanga lag ook de Eisma's polder.
Deze lag ten noorden van de Gracht naast het Kuunderpad. In de jaren dertig
heeft een belegger in grond dit gebied laten ontginnen. Aanvankelijk was het
bouwland. Na de ontginning is de structuur van de grond sterk verbeterd. In
Spanga vinden we verder de Lichthorstpolder.
[7]
Deze polder lag halverwege de Spangahoekweg en de Gracht,
aan de westzijde van het Kuunderpad, en was eigendom van een meneer Lichthorst,
die een vleesfabriek had. Brouwer zegt dat Lichthorst tijdens In het dorpsgebied van Scherpenzeel vinden we de Scheltingapolder. 'Hooiland, riet en water,
de Scheltingapolder, liggende ten westen van de Grintweg en ten oosten van
en aan de Oude Gracht onder Scherpenzeel, omringd door vaarwaters'.
[8]
In een verkoopboekje las ik over de verkoop van de Oude polder in het dorpsgebied van Munnekeburen.
'Hooiland en water de Hellen en een gedeelte van 'den Ouden Polder''.
In Munnekeburen vinden we ook de Jodepolder,
vanaf de Gracht naast de Ringvaart tot het voetpad. Het is nu ontgonnen land,
waar een nieuwe boerderij op staat. Eigenaar was in de jaren twintig de heer
Groskalk, die handelde in vlees en vis. Eveneens in Munnekeburen ligt de Speelmanspolder. Deze polder ligt tegen
de 80 Mad en loopt van de Grintweg
tot de Gracht. Het land is uitgeveend en weer ontgonnen. De heer Speelman
was een jonkheer die de tegenwoordige boerderij aan de Langelille tegenover
de Driesprong bij de Tjongerbrug in bezit had.
Op de Langelille vinden we de Wieger
de Ruiterspolder (niet te verwarren met de Ruiterspolder in Nijetrijne), die in de hoek Kerkeweg-Gracht lag.
Het was een grote uitgeveende polder, 60 jaar geleden was het nog een grote
wildernis. De polder is in de jaren dertig ontgonnen.
Wanneer een stuk moerassig of uitgeveend land weer in cultuur werd gebracht,
sprak men wel van de droogmakerij.
'Een huis met schuur, wei- en rietland, de
droogmakerij, met voetpad daarvoor te Scherpenzeel bewoond door S.T. van
der Lende' (oppervlakte 2,6 ha).
[9]
De polder lag dus aan het Voetpad bij Scherpenzeel, dicht
bij de kerk. Volgens Brouwer is dit een van de oudste polders.
Ook in Munnekeburen vinden we een polder die de Droogmakerij genoemd werd. Deze lag tussen het Voetpad en de Scheene.
Verder vinden we in Spanga nog de Kleine en de Grote Droogmakerij, vlak bij
de Pieter Stuyvesantweg. Deze droogmakerijen werden bemalen door een molen,
waarvan nu nog in het land herkenbaar is waar hij gestaan heeft. Ter plaatse
ligt een rond, drassig stukje land, wat lager dan de omgeving. Dit stukje
land sluit aan op een smal, langgerekt stuk land dat naar de Spangahoekweg
loopt, en dat de Meulestreek genoemd
werd.
[1]
Oosterhoff Veenpolder-revue 1945 , blz. 5. Polderrevue "Hallo, Hier is de Westhoek!. Opgevoerd in november 1945, toen de grote Veenpolder 90 jaar bestond. De revue is geschren door H. Oosterhoff, samen met anderen. (zijn broer Rommert, meester Hof)
[2]
. V.K.B. VIII. Publieke verkoop voor den hoogwelgeboren heer Jhr J. Hora
Siccama van de Harkstede te Hilversum van twee vruchtbare zathen en landen onder
Nijetrijne op 3 en 17 october 1911.Verkoopboekje in mijn bezit. PvdL.
[3]
Veldnamen Archief Schrieversronte. Nt nr. 42, D. Brouwer
[4] . V.K.B. III. Publieke verkooping van: een boerenhuizinge met uitmuntende weilanden te Spanga onder Slijkenborg, een huis met hooi- en rietlanden te Spanga en hooiland de "Timmermanspolder" aldaar, behoorende tot de boedel van wijlen de heer Heine Rudolfs van der Lende, te houden door notaris Johs Hessing te Wolvega mede ten verzoeke van zijn ambtgenoot N. Ottema en A.M. Hartgerink beiden te Leeuwarden, op 17 februari en 3 maart 1938.Verkoopboekje in mijn bezit. PvdL.
[5]
. De Klok 9-1-1892
[6]
. Veldnamen Archief Schrieversronte. Spa nr. 29, N.P. Oosten
[7]
. Veldnamen Archief Schrieversronte. Spa nr. 67, D.R. Brouwer
[8]
. V.K.B. XII. Publiek verkooping van eene zathe en landen te Munnekeburen
aan de Langelille ten verzoeke van de erven van wijlen de weduwe B.P. Oosten
op 8 en 22 october 1931.Verkoopboekje in mijn bezit. PvdL.
[9]
V.K.B. XI. Publieke verkooping van eene zathe en landen te Munnekeburen
aan de Langelille en een perceel wei- en hooiland te Schoteruiterdijken aan
de Tjonger en van eenige huizen aan de Langelille te Munnekeburen. Op 8 en 22
october 1931. Verkoopboekje in mijn bezit. PvdL.
|