Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden


 

Algemene inleiding bij de twintigste en eenentwintigste eeuw

Ook de twintigste eeuw wordt gekenmerkt door verschillende periodes van opgang en neergang in het economisch tij. Belangrijke winterperiodes in de Kondratieff cyclus waren de Grote Depressie vanaf ongeveer 1870 en de crisis van de dertiger jaren van de twintigste eeuw. Na 1945 waren het de drastisch veranderde krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal, als gevolg van fascisme en wereldoorlog, alsmede de toepassing van nieuwe in de oorlogsindustrie ontwikkelde technieken die leidde tot een dusdanig herstel van de winstvoet dat er een nieuwe periode van opgang mogelijk was. Deze opgaande periode eindigde ongeveer halverwege de zeventiger jaren van de twintigste eeuw. We lijken thans in het dieptepunt van een nieuwe ‘winterperiode’ te zijn aangekomen. De vraag is, of een ‘winterperiode’ in de lange golfbeweging, waarin we nu lijken te zitten, vanzelf weer leidt tot een nieuwe opgaande fase. Uit studies van de lange golfbeweging blijkt dat een lange periode van opgang op den duur als het ware vanzelf leidt tot een periode van stagnatie, maar dat het omgekeerde niet het geval is. Het lijkt erop, dat in tegenstelling tot de korte conjuncturele golf een lange golf in zijn neergaande fase niet vanzelf de voorwaarden creeert voor een nieuwe periode van opgang. Enige tijd werd gedacht, en gehoopt, dat de internet economie gecombineerd met de nieuwe markten van de landen van het voormalige Oostblok zouden leiden tot een nieuwe opgaande lange golf. Inmiddels is het duidelijk dat dat niet het geval is. De economische crisis van dit moment toont aan, dat we nog steeds ‘naar beneden’ gaan. De gemiddelde winstvoet staat sterk onder druk en er wordt koortsachtig gezocht naar mogelijkheden om die ontwikkeling tegen te gaan.

na de Tweede Wereldoorlog

In de vijftiger jaren trad een stroomversnelling op in de landbouw, met haar grootschalige industrialisatie. Bovendien werden ruilverkavelingen uitgevoerd. De productie per hectare werd zeer sterk opgevoerd. Thans lijkt een nieuwe fase aan te breken, nl de totstandkoming van een ecologische hoofdstructuur met natuurgebieden. Ook in de Stellingwerven en de Kop van Overijssel is nog maar een klein gedeelte van de bevolking werkzaam in de landbouw.

Vanaf de 19e eeuw zijn er grote ingrepen in het cultuurlandschap. In de eerste plaats de veenafgravingen, die grote oppervlakten omvormden tot een moerassig plassengebied, dat deels niet weer is ontgonnen en nog steeds bestaat. In de tweede plaats is men aan het einde van de 19e eeuw het begin van de 20e eeuw begonnen met het kanaliseren van de rivieren Lende en Kuinder of Tjonger. Deze rivieren kronkelden tot die tijd in vele bochten door een landschap, dat er zeker heel idyllisch moet hebben uitgezien en ze waren via Kuinre verbonden met de zee. Bij hoog water in de winter overstroomden de hooilanden langs de rivieroevers die daarmee werden voorzien van een vruchtbare kleilaag. Een voorbeeld daarvan zijn de Merriemaden. Kanalisering van de rivieren, aanleg van de Noordoost-polder en afsluiting van de zee betekenden dat het aanzien van het landschap in het Zuidwestelijk deel van Weststellingwerf grote veranderingen onderging. Een derde ontwikkeling is de opzet van ruilverkavelingen die in de 20e eeuw op gang kwam. Dit leidde tot een sterke ingreep in het cultuurlandschap, waarbij het patroon van opstrekkende kavels- stroken land tussen de rivieroevers- werd doorbroken ten behoeve van de grootschalige veeteelt. In onze tijd lijkt weer een nieuwe fase in het landschapsbeheer te zijn aangebroken. Men heeft meer oog voor het belang van natuurgebieden. Stellingwerf-eertijds een samenleving, die vrijwel geheel afhankelijk was van de agrarische sector richt zich meer op de nieuwe dienstverlening in de toeristische sector, industrie en andere vormen van dienstverlening. Nog slechts een beperkt aantal mensen is werkzaam in de agrarische sector. Grote hoeveelheden cultuurgrond worden teruggegeven aan de natuur en de meandering van de oude rivieren wordt gedeeltelijk hersteld. Zo ontstaat in het landschap grootschalige landbouw met monoculturen van grasland, vlak naast aan de natuur teruggegeven gebieden. Daarbij is vaak het in de middeleeuwen gegroeide cultuurlandschap met zijn opstrekkende kavels van rivieroevers naar zandruggen en binnenwegen nauwelijks meer herkenbaar.


samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende