Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden


 

Opvattingen over de oude plattelandsbeschaving in de moderne tijd

In onze tijd is van de oude intermediaire plattelandssamenleving weinig meer overgebleven. De meeste typische boerderijen zijn verdwenen, en ook grote delen van het cultuurlandschap. Toch bestaan er nog steeds grote stukken van het oude cultuurlandschap, het coulisselandschap met karakteristieke boswallen en prachtige natuurgebieden die door het afgraven van het veen zijn ontstaan, zoals de Rottige Meenthe en de Lendevallei. Alleen de taal is verder nog overgebleven en

Op festivals voor oude ambachten, in musea, op jaarmarkten en bij andere attracties en gebeurtenissen vindt de toerist een weergave van het volksleven uit vroeger tijden en is er een moderne herbeleving van gebruiken en cultuuraspecten van een niet meer bestaande cultuur. Dit wordt wel de 'folklorisering' van de oude plattelandsbeschaving genoemd.

Verder is in onze tijd de belangstelling voor de lokale geschiedenis enorm toegenomen. De geschiedenis van het gebied is ook zeer interessant en de bestudering van deze lokale geschiedenis kan een belangrijke bijdrage everen aan begrip voor waar we vandaan komen en daarmee aan het besef wie we zelf zijn en aan welke plaats we de liefde voor de taal -het stellingwerfs- en de liefde voor de natuur willen geven in deze moderne tijd. Het bestuderen van de geschiedenis van de Stellingwerfse oude plattelandsbeschaving en haar ontwikkeling naar de moderne tijd is geen reden om nostalgisch naar oude tijden terug te verlangen.In dit verband nog enkele opmerkingen

Op de website heb ik een algemene beschrijving gegeven van het Stellingwerfs cultuurgebied in de middeleeuwen en van de veranderingen die sindsdien zijn opgetreden. Vooral het cultuurlandschap in de middeleeuwen en de samenwerkingsverbanden die de mensen aangingen maakt de indruk van een nogal planmatig, harmonieus geheel, waar mensen in vrede en vrijheid gelukkig samenleefden. Vaak worden deze aspecten benadrukt.

Vooral in de 19e eeuw hadden veel mensen een nostalgische, conservatieve hang naar het ideale verleden met haar vaststaande tradities. In de tijd van de Romantiek in de negentiende eeuw ontstond in zijn algemeenheid bij delen van de burgerij een idealisering van de goede oude tijd. Men idealiseerde het dorpsleven in vroeger tijden: de mensen handelden in onderlinge consensus en volgens tradities. Er is weinig sociale differentiatie. Iedereen is gelijk en werkt voor de gemeenschap. De mensen blijven hun hele leven in het eigen, vertrouwde dorp waar men in vrede samenleeft. In de tijd van de Romantiek verlangde men terug naar deze dorpsgemeenschappen. Tegenover deze dorpsgemeenschap werd de moderne maatschappij met haar opkomende industrialisatie en kapitalisme als kil afgeschilderd: een samenleving, waarin ieder individu zijn eigen, particuliere belang nastreefde en waarbij sociale relaties vaak een beperkt commercieel, instrumenteel en onpersoonlijk karakter hebben. De individuen zijn in een voortdurende onderlinge concurrentie met elkaar bezig hun eigen belang na te streven, waarbij de samenleving wordt gereguleerd door wetten en niet door tradities.

Bij het ontstaan van de natie-staten in de 19e eeuw knoopte men aan bij de nostalgische hang naar het verleden om die te verbinden met de verdediging van die natie-staat. De redeneringen daarbij waren als volgt. Wanneer men teruggaat in de tijd zou men de ‘oorspronkelijke’ basiskenmerken van een volk of groep en haar cultuur kunnen vaststellen. Deze oorspronkelijke cultuur werd geïdealiseerd als de nastrevenswaardige, meest ‘zuivere’ cultuur. Deze theorieën werden gebruikt om zaken als het min of meer erfelijk ‘volkskarakter’, en het ‘eigene’ van een volk, evenals het begrip volk zelf, te verklaren. Onderzoek naar het 'volkskarakter' vindt bijvoorbeeld nog plaats in de dissertatie van Bouwe Oosten over de Grote Veenpolder van Weststellingwerf. Op dergelijke analyses baseerde men nationalistische ideeën en doelstellingen. De nationalistische tendenties die in de 19e eeuw opkwamen baseerden zich op de gemeenschappelijke kenmerken van een volk, niet alleen hun gemeenschappelijke afkomst en geschiedenis maar ook tot in de moderne tijd voortlevende basiskenmerken waarin zij zich zouden onderscheiden van andere volkeren. Dit werd verbonden met het bestaansrecht van de moderne natie-staat. Ieder volk met zijn unieke eigenschappen had recht op een eigen staat, waarin overigens regionale verschillen op het gebied van taal en cultuur werden weggedefinieerd.

In Nederland moesten we allemaal geloven in de fictie van een Nederlands volk en een Nederlandse staat met een gemeenschappelijke cultuur en taal, afgezien van regionale verschillen. Denigrerend werd neergekeken op het 'plat proaten' dat stond tegenover het 'algemeen beschaafd Nederlands'. De gedachte van de Nederlandse eenheidscultuur werd sterk uitgedragen door de verschillende afdelingen van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, die ook in Stellingwerf werden opgericht. Hun mogelijke rol in de 19e, begin 20e eeuw in Stellingwerf moet nog worden onderzocht bij het propageren in deze gebieden van de Nederlandse eenheidscultuur.

karakter van Stellingwerf

Er was echter ook een andere ontwikkeling vanuit de nostalgische hang naar het verleden. In Nederland ontwikkelde zich ook de volkskunde, de bestudering van gewoonten, de cultuur en economie van de boerenbevolking. Wat betreft die geschiedschrijving van Stellingwerf vinden we hier de echo's van de opvattingen in de tijd van de 19e eeuw terug. Het middeleeuwse Stellingwerf wordt dan voorgesteld als een rechtvaardige, democratische republiek van vrije boeren, waar een stedelijke elite en adel ontbraken en waar dus een grote en rechtvaardige gelijkheid tussen de mensen bestond. De Stellingwervers worden voorgesteld als boeren en boerinnen, die erg op hun vrijheid en onafhankelijkheid gesteld waren, waarbij ze nuchter hun eigen weg gingen en solidair met elkaar waren. Op basis van hun vrijheidsideaal, dat bij hen sterker was dan bij andere volkeren, hebben zij zich verzet tegen (onrechtvaardige) machten van buiten. Is dit een goede beschrijving van die samenleving, of idealiseren we het middeleeuwse Stellingwerf dan teveel, kijken we teveel met nostalgische eenentwintigste ogen naar een samenleving die ver van ons afstaat, net zo ver als bij wijze van spreken een kasten-samenleving in India? De in de Romantiek opgekomen tegenstelling tussen de ideale, warme, vredige, vertrouwde dorpsgemeenschap en de kille moderne samenleving is verouderd. De oude middeleeuwse samenleving was helemaal niet zo goed georganiseerd. Men moest in zijn bestaan voorzien met behulp van een gebrekkige technologie, en een slechte waterbeheersing, waardoor overstromingen, misoogsten en een grote armoede voorkwamen. Hongersnoden en ziekten als de pest maakten dat de mensen gemiddeld veel korter leefden dan nu. Er was veel bijgeloof en magisch denken. De mensen leefden op grond van de tradities en er was een groot onderling wantrouwen. Ook het begrip 'volkskarakter' is een verouderd begrip over de vermeende grondeigenschappen van een heel volk, het is een statisch ahistorisch begrip, waarbij voorbijgegaan wordt aan de contacten tussen en de vermenging van vele culturen in een eeuwenlang proces, door de handel maar ook door migratie en oorlogen, zodat van een 'oorspronkelijke' kern van de cultuur in een territoriaal afgebakend gebied eigenlijk niet kan worden gesproken.

Tot onze tijd spreken sommige onderzoekers enthousiast over een 'vrije boerenrepubliek' waar mensen in vrijheid en gelijkheid leefden. Mijn mening is dat termen als 'republiek' en 'vrijheid' in de middeleeuwen een heel andere betekenis hadden of zelfs niet bestonden en dat dus het gebruik van die termen misverstanden kan oproepen. Het woord 'republiek' doet ons denken aan een geregeld georganiseerde staatsvorm, waarin op basis van een goed georganiseerd en op schrift gesteld rechtsstelsel de onderlinge relaties tussen de burgers wordt geregeld. Daarbij bestaat een geregeld stelsel van belastingheffing waarbij met de opbrengsten een veelheid aan overheidstaken wordt vervuld. De staat staat daarbij enigszins los van de rest van de samenleving. Het woord 'republiek' van toepassing verklaren op de middeleeuwse Stellingwerfse samenleving is het toepassen van een modern begrip op een samenleving die in mijn ogen heel anders in elkaar zat. Het doet veronderstellen dat er zoiets als een geregelde staat bestond, zoals die in de 17e eeuw in Nederland is ontstaan. Het is echter de vraag of dit juist is. Er was wel een onderling stelsel van burenhulp op basis van mondeling overgeleverde tradities, er waren kerkelijke instellingen, zoals we hiervoor zagen, en er waren bestuurders en rechters, maar het is zeer de vraag of de middeleeuwse Stellingwervers dit als een 'staat' zagen. De stellingen hadden vele functies, als particulier persoon, bij wat wij privaatrechtelijke instellingen zouden noemen en bij wat wij publieke functies noemen. De scheiding tussen onafhankelijke, rechtsprekende macht, uitvoerende macht en wetgevende macht zoals die na de Franse revolutie bij ons in zwang zijn geraakt kende men niet. Het begrip 'instituties voor collectieve actie' die Tine de Moor heeft geïntroduceerd is m.i. een betere term voor het bestuur van Stellingwerf in de middeleeuwen. Gebruik van dit begrip en daarmee verbonden theorieën maakt ook een vergelijking met modernere vormen van instituties voor collectieve actie mogelijk, waarbij de overeenkomsten en verschillen kunnen worden vastgesteld.

Ook het gebruik van het woord 'vrijheid' kan misverstanden oproepen. Het is zeer de vraag of het vrijheidsbeginsel dat de middeleeuwse Stellingwervers hanteerden hetzelfde is als in onze tijd. Men leefde op grond van mondeling overgeleverde tradities, die niet ter discussie werden gesteld, het was nu eenmaal zo dat men deze moest naleven. Men had een bepaalde positie in de samenleving op grond van traditie en geboorte. De standen werden als van God gegeven beschouwd waaraan je niets kon veranderen. Niet iedereen had in die samenleving evenveel te vertellen. Vrouwen hadden sowieso minder inspraak dan mannen. Niet alle buren hadden evenveel invloed op de benoeming van de stellingen. Van een moderne democratie met algemeen stemrecht was geen sprake. De 'inspraak' van buren was gebaseerd op grondbezit. Er waren ook verschillen tussen rijk en arm.

Nog in onze tijd wordt de vrijheidslievendheid van de Stellingwervers gebruikt als verklaring voor de in bestuurlijk opzicht specifieke positie van Stellingwerf. Maar dit is geen verklaring. Zijn andere volkeren minder vrijheidslievend? De IJsselhammigers werden in de conflicten van 1309 en in de eeuw daarna onderworpen door de bisschop van Utrecht en in de kop van Overijssel woonden veel horigen die deel uitmaakten van het leenstelsel, dat daar gedeeltelijk toen bestond. Kunnen we daarom de conclusie trekken dat de inwoners van Ijsselham minder vrijheidslievend waren dan de inwoners van Oldetrijne? Dat is onzin. Er is een veelheid aan factoren die ertoe hebben geleid dat Stellingwerf in de middeleeuwen een specifieke positie had. Economische en geopolitieke factoren hebben ertoe geleid dat de Stellingwervers in de middeleeuwen een zelfstandige positie konden behouden. Hiervoor werd er al op gewezen, dat de bisschop bij een van de oorlogen de Stellingwerf niet in kon trekken omdat door het slechte weer de wegen onbegaanbaar waren geworden. De grote moerassen vormden moeilijk te nemen barrières voor de middeleeuwse legers en toch optrekken naar een gebied als Stellingwerf kostte veel geld. En juist de bisschop van Utrecht en de graven van Holland werden wat dat betreft sterk in hun mogelijkheden beperkt. Ze beschikten over te weinig inkomsten om in een vijandig gebied aan de grenzen van hun machtsterritorium gedurende lange tijd een staand leger te positioneren.

Regionalistische bewegingen

Hiervoor werd opgemerkt dat noties als 'volk' en 'eigenheid' werden gebruikt om het ontstaan van nationale staten of natie-staten in de 19e eeuw te rechtvaardigen. De benadrukking van de eigenheid van een volk of bevolkingsgroep werd ook gebruikt om regionalistische bewegingen te rechtvaardigen, bijvoorbeeld de Friese beweging. Kenmerk daarvan is, dat dergelijke bewegingen en de benadrukking van de 'eigen' cultuur aan het einde van de 19e eeuw werden verbonden met de emancipatiestrijd van verarmde bevolkingsgroepen in de 19e eeuw. Dit is ook met de Friese beweging gebeurd. Dominees en onderwijzers waren vaak tegelijkertijd de dragers van de Friese beweging en van de verspreiding van nieuwe ideeën zoals het socialisme en de uitgangspunten van de Friese Volkspartij, waarbij het recht op zelfbeschikking en vrijheid werd verbonden met het recht om de eigen cultuur te beleven.

In de loop van de tijd hebben mensen verschillende organisatievormen hebben ontwikkeld om een antwoord te geven op de bestaansonzekerheid voor velen die ontstond tijdens het handelskapitalisme van de middeleeuwen en in de huidige tijd. Deze samenwerkingsvormen hebben zich in verschillende culturen ontwikkeld. Het is daarbij onjuist, deze waarden te verbinden met historische analyses die uitlopen op opvattingen over de superioriteit van het 'eigen volk' dat in een bepaalde regio leeft, waarbij die waarden als specifiek tot de eigen superieure cultuur behorende worden gerekend. Wanneer je dat doet, ontstaan kunstmatige tegenstellingen met andere volkeren en culturen, terwijl het vreedzaam naast elkaar leven van mensen met al die culturen geen probleem hoeft te zijn.

Hoewel hiervoor werd aangegeven, dat ook in de geschiedschrijving over Stellingwerf 'nationalistische' tendenties voorkwamen, hebben deze zich niet sterk ontwikkeld. In Stellingwerf in de 19e eeuw heeft zich niet een nationalistische of regionalistische beweging ontwikkeld, dus waarbij de eigenheid van het 'Stellingwerver zijn' werd verbonden met de eigen emancipatie in de maatschappij. In het tijdperk voor het ontstaan van de Schrieversronte en de vele historische verenigingen hebben zich geen sterke duurzame organisaties ontwikkeld die het 'Stellingwerver zijn' als aparte doelstelling in hun vaandel voerden. Terwijl de ontwikkeling van bijvoorbeeld het socialisme in Stellingwerf ook een geheel eigen karakter had, met eigenzinnige en sterk zelfstandige lokale leiders als Lourens van der Zwaag en Johannes Mooij, die in het kader van de Nederlandse socialistische beweging hun eigen weg gingen en die slecht pasten in het kader van de grote politieke partijen die aan het einde van de 19e eeuw werden ontwikkeld. Ook hun aanhangers waren erg eigenzinnig. Van der Zwaag sloot zich niet aan bij de SDAP, maar bleef als lokale politieke leider die ook in de Tweede kamer werd gekozen een onafhankelijke koers varen. Men bleef in eerste instantie in Stellingwerf staan op de standpunten van de oude Sociaaldemocratische bond en de SDAP had in eerste instantie weinig aanhang. Dat resten op het gebied van gewoonten van de oude plattelandsbeschaving in het vroege socialisme nog een rol speelden blijkt ook uit het feit, dat de aanhang van socialistische groeperingen een sterke familie-inslag had. Vaak bestond de plaatselijke afdeling van een politieke partij uit leden van een of enkele families. Het zou voor de hand hebben gelegen dat deze voorlieden en kaderleden van de socialistische beweging hun eigenzinnig optreden in deze beweging zouden hebben verbonden met een analyse van een eigenzinnig en vrijheidslievend 'Stellingwerver zijn' maar dit is niet gebeurd.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende