Waar kwamen de eerste kolonisten in Stellingwerf in de 11e en 12e eeuw vandaan?Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de kolonisten uit verschillende gebieden kwamen. Uit Friesland en Drenthe, door bevolkingstoename aldaar waardoor niet alle monden meer konden worden gevoed, of door politieke ontwikkelingen waarbij mensen op de vlucht gingen voor oorlogsgeweld en onderdrukking. Zo is er een legende dat de oorspronkelijke kolonisten van Stellingwerf uit Duitsland zouden komen, een oorspronkelijk Saksiche stam, die tijdens de oorlogen van Karel V tegend e Saksen naar Zuid Friesland zouden zijn gevlucht. Ik wil hier niet alle theoriën behandelen, maar een aspect ervan noemen op basis van een eigen -hypothetische- theorie. De inwoners van Stellingwerf worden in de middeleeuwen 'stellingen' genoemd. Althans de bestuurders van dit gebied. Waar zou deze aanduiding vandaan komen? Ook werden boerderijen wel 'state' of 'stelle' genoemd. Bestaat er een verband tussen de benamingen 'stelle' en stellingen' en zou er sprake zijn van een overgang, waarbij de bewoners van 'stellen' uiteindelijk 'stellingen' werden genoemd? Het is de vraag of stelling oorspronkelijk wellicht slaat op de boerderij of misschien de bewoner van de boerderij. (Stellen en stemhebbende staten). Daarover enkele opmerkingen. Het Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft op 'stelling' vele betekenissen, waaronder deze waarbij een relatie gelegd wordt met de Upstalboom. 'Men denke ook aan ofri. upstall in upstallisbâm'. En: 'Altfries. Wtb. vindt men stalling of stelling: „Vertreter” naast upstalling: „Häuptling? Richter?” (verg. V. RICHTHOFEN: opstalling).'. Het Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft als definitie: 'Een in sommige streken van ons land (meer bepaaldelijk in het Z.W. t. w. op de Zeeuwsche en Z. -Hollandsche eilanden tot in de Bommelerwaard) gebruikelijk woord voor: boerderij. Misschien eigenlijk hetzelfde woord als het voorgaande en (of) het volgende, of anders althans wellicht in verband staande met Stelle in de bet. : hofstede'. Het Groot Woordenboek geeft verder nog als informatie: 'Eigenlijk. || Een stelle of stelberg noemde men in Zeeland en aangelegen landen een kunstmatig opgeworpen hoogte op de gorzen of schorren buitendijks, waarop bij ruw weder of hooge vloeden de herder met zijn schapen eene tijdelijke schuilplaats zocht en voorzien van een drinkput met zoet water voor het vee, BEEKMAN, Dijken Waterschapsr. 1533. Een stelberg heeft dus de gedaante van een afgeknotten kegel en daarbinnen een diepen put in den vorm van een omgekeerden kegel met flauwe glooiingen (holle stelle ...) of, anders gezegd, een ronden drinkwaterput met een ringdijk er om heen. Op dezen laatste stond, behalve eene ruwe stalling voor het vee, een stulp of hut voor den herder, Ald' Volgens het Groot Woordenboek hebben zich vervolgens verschillende betekenisverschuivingen voorgedaan. 'Bij uitbreiding werd de geheele schor of gors naar de stelle die er op stond, ook wel stelle genaamd'. Conclusie moet zijn dat in de genoemde streken 'stelle' en 'stelling' synoniemen zijn. Het zou kunnen, dat Hollands-Utrechtse of Zeeuwse kolonisten in de tweede helft van de 12e eeuw en de eerste helft van de 13e eeuw naar de laagveenmoerassen van Zuid-Oost Friesland en de Kop van Overijssel zijn getrokken, toen dit gebied voor het eerst op grotere schaal gekoloniseerd en ontgonnen werd. Zij kunnen de veldnaam 'Stelle' of 'Stelling' hebben meegenomen als aanduiding van wat in Holland ingedijkte schorren waren. Ook langs de rivieroevers van Lende en Tjonger of Kuinder kunnen deze kolonisten zich eerst gevestigd hebben waarbij de hofsteden op de verhoogde plaatsen langs de rivieroevers of op de zandduinen langs die oevers 'Stellen' genoemd werden. De nieuwste theorien over het verloop van de kolonisatie geven aan, dat de Stellingwerven niet voor het eerst zijn ontgonnen vanaf een binnenweg, verder landinwaarts, de binnenwegen of voetpaden die we ook nu nog kunnen vinden, maar vanaf de rivieroevers, waarbij men pas later binnen en buitenwegen heeft aangelegd en daar boerenhoeven heeft gebouwd. Dit toen de veengrond als gevolg van de kolonisatie begon in te klinken. Hoe heeft dan de overgang van 'Stelle' of 'Stelling' ter aanduiding van een boerderij op een verhoogde plaats naar 'Stelling' als aanduiding van bestuurders van de Stellingwerven plaatsgevonden? In de 13 eeuw is het bestuurssysteem in Friesland veranderd. Voor die tijd komt een aanduiding als die van Grietman nauwelijks voor. Een eigen bestuurssysteem heeft zich in die tijd uitgekritalliseerd bij het wegvallen van een centraal gezag van buiten. Bij die kristallisatie is de benaming stelling overgegaan van de boerenhoeve naar de bewoner ervan. Dit zou echter betekenen, dat alle bewoners van boerenhoeven stellingen genoemd werden. Er is slechts 1 aanwijzing dat dit gebeurt en wel in een oorkonde waarin over een grensconflict bij De Haule onderhandeld wordt. Daarbij worden alle bewoners van Opsterland 'stellingen' genoemd, de term is synoniem met 'bewoner van de streek'. Overigens is dit de enige oorkonde waarin de inwoners van Opsterland als stellingen aangeduid worden, de term komt later niet meer voor, ook niet als aanduiding van bestuurders. In alle andere oorkonden waarin de benaming stelling voorkomt gaat het om een specifieke aanduiding van rechters of bestuurders. Aanwijzingen voor die Hollandse invloeden zijn er meer. In het veldnamenboekje over Oldetrijne en Sonnega heb ik een kaartje opgenomen over de invloeden op Stellingwerf vanuit verschillende streken. Uit een mix van Saksische, Hollandse en Friese invloeden zou zich een gebied met een geheel eigen karakter hebben ontwikkeld. De Hollandse invloed blijkt bijvoorbeeld uit de vele veldnamen eindigend op 'wold' of 'wolde' en de concentratie van St Nicolaaskerken in Stellingwerf en de Kop van Overijssel langs de benedenloop van de rivieren, waarbij een dergelijke concentratie zich ook voordoet in het Utrechts-Hollandse veen gebied langs de benedenloop van rivieren, en dat ook in de 12e en 13e eeuw is ontgonnen. Kaart uit het boek 'Mens en land in de middeleeuwen'. Bijdrage tot een geschiedenis der nederzettingen in Oost Nederland. B. H. Slicher van Bath. Herdruk van 1944 in 1977, Gysbers en van Loon Arnhem.
|