Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden


Bestuurlijke aspecten in de Vroege middeleeuwen (500-1000)

Men beschouwt het jaartal 476 als het einde van het Romeinse Rijk. Er is uit schriftelijke bronnen niet veel bekend over wat zich hier in de 5e en 6e eeuw afspeelde. Eigenlijk bestaat er voor deze periode aanvankelijk dezelfde situatie als tijdens de prehistorie: bij gebrek aan schriftelijke bronnen kunnen we vooral iets over de geschiedenis te weten komen middels archeologische vondsten. Nu zijn die uit deze periode bijzonder talrijk, zodat we toch veel over deze periode weten.

Het West Romeinse Rijk is uiteengevallen in verschillende Germaanse koninkrijken. Bij de behandeling van het verval van het Romeinse Rijk zagen we, dat de Bourgonden in het Rhonedal heersten, de Franken waren aan de macht in het noorden van Gallie en het Rijnland. De Frankische koningen noemden zich na 500 'Merovingen'.
De verschillende volkeren en stammen stonden vaak al eeuwenlang in contact met de Romeinen, de gebieden waar ze heersten waren hen vaak door Romeinse gezagsdragers toegewezen en ze hadden de cultuur van de Romeinen gedeeltelijk overgenomen. Veel elementen van het Romeinse bestuur bleven gehandhaafd, zoals het belastingsysteem, wetgeving en rechtspraak. Dit lijkt echter vooral te gelden voor de gebieden die tot het West Romeinse Rijk behoorden. Daarbuiten was die invloed geringer, hoewel vaak niet afwezig, zoals in het land van de Saksen in Duitsland en een gedeelte van Nederland.

Friezen, Franken en Saksen

Uit schriftelijke bronnen kennen we vooral de namen van twee stammen die het latere Nederland bevolkten: de Franken ten zuiden van de Rijn en de Angel -Saksen of Anglo-Friezen in het noorden, midden en westen. Vooral in het gebied ten zuid-westen van de Rijn, beneden de grote rivieren, was er in de Romiense tijd een ambtenarenapparaat gekomen, dat na 500 eerst voor een groot gedeelte bleef bestaan. Tot deze elite behoorden de bisschoppen, die met de teloorgang van het Romeinse Rijk overheidstaken als het onderhoud van stadsmuren en aquaducten, de armenzorg en de handhaving van de openbare orde op zich hadden genomen. De inheemse elite uit de Romeinse tijd werkte samen met de nieuwe koningen die aan de macht kwamen. Vooral de bisschoppen zouden zich ontwikkelen tot steunpilaren van de koninklijke macht.

Geen plotselinge overgang

Een van de aspecten van het verval van het Romeinse Rijk is de achteruitgang op het gebied van wetenschappen, kunst en cultuur. Oudere geschiedschrijving wijt deze achteruitgang aan de komst van de onbeschaafde, woeste Germanen die alles vernield zouden hebben waardoor er in de plaats van de Romeinse beschaving een achterlijke mi ddeleeuwse cultuur zou zijn ontstaan. Het verval was echter geleidelijk en ook niet volledig. De vooral Germaanse groepen die het Romeinse Rijk binnenvielen waren vaak al sterk door de Romeinse cultuur beinvloed. Ze namen veel van die cultuur over en hielden het bestuurssysteem gedeeltelijk overeind. Bovendien werden verschillende Germaanse stammen in het zuiden van Europa al vroef gekerstend, zoals de Bourgonden. In de 6e en 7e eeuw zijn vanuit het Byzantijnse Rijk in het oosten en door de Arabieren pogingen ondernomen delen van Europa te veroveren of te heroveren. De Arabieren lukte dat in Spanje, maar een herstel van het Romeinse Rijk in het westen ging niet door. De pogingen van de keizer Justinianus om het rijk te herstellen mislukten.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende