Veldnamen en het oorspronkelijk
middeleeuws cultuurlandschap
Binnenwegen
De dorpen in de Grote Veenpolder behoren bij de streekdorpen die men
vanaf de 12de eeuw bouwde op een aantal evenwijdig aan de rivieroevers van
Linde en Tjonger lopende zandruggen.
[1]
Deze zandruggen staken boven het veen uit en liepen naar het Zuidwesten af.
De boerderijen werden -aangepast aan de lokale omstandigheden - in een lange
rij naast elkaar gezet. Bij iedere hoeve hoorde een strook grond, die van de
zandrug naar de rivieroever liep. Langs de boerderijen die midden op de zandruggen
lagen werden wegen aangelegd die men binnenwegen noemde. Soms is zo'n
binnenweg niet meer dan een voetpad gebleven. Dit was ook bij Spanga, Scherpenzeel en Munnekeburen het geval.
Langs het voetpad liep de Padsloot. Men sprak ook wel van de Olde Padsloot. Deze sloot liep aan de oostzijde langs het gehele Voetpad door Spanga, Scherpenzeel en Munnekeburen. De Padsloot is nog wel te herkennen als een brede sloot. Vroeger was de sloot bevaarbaar. In Nijetrijne liep voor de verveningen ook een Voetpad en een Padsloot. Men sprak in Nijetrije van de Padesloot, dus met een e als tussenvoegsel (zie ook Padewal).
Bovenwegen
Evenwijdig aan de binnenwegen werden buitenwegen of bovenwegen aangelegd, die bestemd waren voor het doorgaande verkeer en die de verbinding vormden tussen de verschillende dorpen. Twee bovenwegen sluiten bij Spanga boogvormig op elkaar aan. In Spanga noemt men de bovenweg Spangahoekweg, in Scherpenzeel heet hij Grintweg. Hieronder ziet u het voetpad in Scherpenzeel bij de kruising met de Pieter Stuyvesantweg. Bij de huizen op de achtergrond loopt de bovenweg, in Scherpenzeel Grintweg genoemd. De landerijen tussen de Grintweg en het voetpad worden kampen genoemd. De landerijen rechts van het Voetpad zijn de akkers. De foto is genomen in september 2015.
Op de kaart van D. Schotanus uit 1718 is het patroon van
binnen- en buitenweg goed herkenbaar. Ook op de kaart van B. Schotanus uit 1664
is het patroon van binnenwegen en buitenwegen in de Stellingwerfse dorpen
duidelijk te zien, al worden aan de benedenloop van Linde en Kuinder of
Tjonger de binnenwegen niet getekend. Wel tekent Schotanus de Padsloot die
langs het Voetpad liep, zodat het patroon toch herkenbaar is.
Op deze kaart worden verschillende buitenwegen Heerenwech genoemd. Dit was ook in Spanga het geval. We lezen in
een koopakte uit 1788 over een schenking: 'zodanig end Heerenwech als ten
noorden van mijne 3 en een halve mad lands onder Spanga is gelegen'.
[2]
Heerenwech kan de betekenis hebben
van: hoofdweg, die is aangelegd, of deels wordt onderhouden door grootgrondbezitters,
'hoge heren'. Het is echter ook mogelijk dat de benaming een andere betekenis
heeft. De Vent geeft aan dat het woord haar of heer de betekenis kan hebben van
hoogte in de heide, hoge, begroeide heide. Het kan echter ook betekenen: hoog,
midden in het veld gelegen kampje bouwgrond. De Vent zegt dat vroeger de bouwgronden
dichtbij de huizen lagen. De aanduiding haar of heer voor bouwgronden schijnt in
ieder geval in Ooststellingwerf vrij algemeen te zijn geweest. De benaming
Heerenweg zou dus wat betreft het woord heer kunnen duiden op: weg door de bouwlanden. De Vent acht deze betekenis
waarschijnlijker dan: 'weg over een hoogte', aangezien het hoogste punt van de
zandruggen in de Stellingwerfse dorpen langs de binnenwegen liep.
[3]
De bovenweg of gedeelten daarvan droegen ook wel andere namen.
Natuurlijke verhogingen in het landschap werden soms wel aangeduid met de
naam Haule. In Ooststellingwerf ligt
een dorp dat De Haule heet. Ook bij
Wolvega ligt een buurtschap die deze naam draagt.
[4]
Volgens Middendorp werd de gehele bovenweg tussen Wolvega en Spanga Haule genoemd. In Spanga komen we de
benaming Haule tegen in een koopakte uit 1797, waarin de kerk een stuk land
verkoopt om aan de opgelegde belastingverplichtingen te voldoen. Het land
wordt omschreven als: ' de z.g. haule gelegen onder Spanga hebbende tot naastlegers
Evert vos cum suic, en ten noorden Pieter Huls, vrij van floreen, dog bezwaart
met huur tot Petri 1798. ...'
[5]
En in een
inventaris van een nalatenschap uit 1815 staat: 'ten vierden een weg, de Hauwel genaamd, mede te Spanga'.
[6]
De benaming Hauwel is waarschijnlijk
een Stellingwerfse uitspraak van de naam. De informant Brouwer spreekt over De Houwel en zegt daarbij dat dit de
uitspraak is van zijn vader en diens generatie. Ook komt de benaming Ouwel voor, zonder h. Het gaat bij het weggedeelte dat men De Hauwel noemt om het
rechte eind vanaf de tweede bocht na de brug over de Scheene (de Spangetille)
in de richting van Nijetrijne.
Op de haakse bocht waar in Spanga de Ouwel begint lag 't Slangenbosje. De betekenis van de
naam is niet bekend.
De bovenweg werd ook wel Oudeweg genoemd. In 1712 is er sprake van een akte, waarbij Klaas Klasen Brauwring een
stuk land, genoemd Ongemeten Oudeweg en gelegen in het dorp Spanga, ruilt met Hendrik Peters Keyser tegen een stuk
land, dat eveneens genoemd wordt Ongemeten
Oudeweg, maar dat gelegen is in Scherpenzeel. Reeds in de
Beneficiaalboeken, dus in de 16de eeuw, wordt gesproken over den olden weg. Tegenwoordig wordt de
bovenweg Spangahoekweg genoemd. In
Scherpenzeel spreekt men tegenwoordig van de Grintweg.
Langs de bovenweg door Spanga, Scherpenzeel en Munnekeburen liep een
brede sloot, meestal de Wegsloot genoemd, die vroeger bevaarbaar was. Ook Oosterhoff kon zich deze wegsloot
nog goed herinneren. 'Ik weet nog heel goed, dat ze in Spangehoek de straatweg
hebben gekregen, dat was eerst een gewone modderweg, waar een vaart bij langs
liep, en het staat me nog bij, dat er voor Kaper een bruggetje in de weg was.'
[7]
Paden tussen buiten- en binnenweg
In Spanga en Scherpenzeel stonden de boerderijen vroeger meestal
tussen het voetpad en de bovenweg of Spangahoekweg en dan altijd met het front
naar het voetpad. In Munnekeburen stonden de boerderijen meestal achter het
voetpad.
[8]
Bouwer zegt dat in de Stellingwerven de meeste boerenhoeven tot de
ontwikkeling van een betere waterbeheersing in de 20ste eeuw aan die zijde van
de binnenweg lagen waar de minste kans op wateroverlast bestond.
[9]
Er liepen paden van de bovenwegen naar de vooral aan de binnenwegen
gelegen boerenhoeven, die men vaak reed of menning noemde. De paden tussen
buitenwegen en binnenwegen hadden vaak een uitloop naar de hooilanden aan de
rivieroevers. In Stellingwerfse dorpen buiten de Westhoek van Weststellingwerf
sprak men ook wel van singel, steeg of drift. Deze benamingen ben ik echter in
de Westhoek niet tegengekomen. Ik vond alleen in Slijkenburg de Boksteeg, die langs het Zijlhuis loopt. Middendorp zegt
daarover: 'de Tussenlinde liep door
Slijkenburg. Wat er over is van het huis van de Zijlmeester, het zogenaamde
Zijlhuis, is nog te zien in de oude Bokkesteeg'.
[10]
In Spanga liepen er niet alleen menningen of een reed van de bovenweg
of Heerenweg naar het Voetpad, maar ook van de Lindedijk naar de bovenweg.
Iedere boerderij aan de Lindedijk had wel zo'n pad. Reed heeft de betekenis van: wagenpad, pad waarlangs wagens reden.
In het Middelnederlands sprak men over rede,
een afleiding van het werkwoord riden,
dus een rede is het spoor dat door de
wielen van wagens gevormd is.
[11]
De menning of reed diende vooral voor het vervoer van de oogst naar de
boerderij en het drijven van vee naar de weidegronden. Menning lijkt samen te hangen met het werkwoord mennen het sturen van paarden die voor
de wagens liepen.
Om een bepaalde menning aan te duiden, werd deze weer voorzien van
een nadere aanduiding. Zo vinden we in Munnekeburen bij de kerk de Bakkersmenninge. Dit was een kort pad
dat vlakbij de kerk van de buitenweg naar het Voetpad liep. Op de plaats waar
de menning bij het voetpad uitkwam, stond in vroeger tijden een bakkerij. In
het verlengde van de Bakkersmenninge liep van het Voetpad naar de Scheene de Bakkersvaart. Volgens Brouwer werd deze
vaart in de jaren dertig nog wel bevaren met een beurtschip. Ook de
draaimolenexploitant kwam toen nog per schip naar het dorp. De dorpsjeugd
moest hem dan wel met zijn schip door de vaart naar het dorp trekken. Dit ging
gepaard met een groot feest. Ook kwam er nog wel een drijvende winkel via de
Bakkersvaart in Munnekeburen. De Bakkersvaart is nu grotendeels verdwenen,
maar nog wel in het landschap herkenbaar.
In Nijetrijne vinden we de Lange
Menning. Deze menning loopt door vergraven land naar de weg in Nijetrijne.
Tegenwoordig doet hij dienst als reed, in de tijd van de vervening was het een
brede legakker. Ook een oud kerkpad van Nijetrijne naar de kerk van
Munnekeburen werd De Menninge genoemd.
In Spanga vinden we de Smalle
Menninge. Deze menning is in de tijd van de veenderijen niet uitgeveend en
dus blijven bestaan, omdat de bewoners van een boerderij aan het eind van deze
menning het 'recht van reed' hadden naar de buitenweg. De verveners waren dus
verplicht er zorg voor te dragen dat de bewoners van de boerderij de buitenweg
via deze menning konden bereiken.
In Scherpenzeel vinden we de Bielemenning. De betekenis van de naam is onduidelijk. Mogelijk is biele de Stellingwerfse uitspraak van het woord bijl, of was het de naam van een familie die in de buurt woonde. Het was een oud pad dat vanaf de kerk in Scherpenzeel naar de Gracht liep, en vervolgens langs enkele huizen naar de Tjonger bij Langelille-Zuid. Dit deel van Langelille hoorde kerkelijk onder Scherpenzeel, en het ligt voor de hand dat de inwoners van dat dorp langs dit pad liepen als ze naar de kerk gingen.
Andere paden en wegen
Op de kaart van B. Schotanus wordt bij Nijeholtpade een gedeelte van de
binnenweg Lijkweg genoemd.
[12]
Ook in Spanga was dit het geval: 'ongeveer 1 mad hooiland gelegen onder Spanga,
in no. 11, strekkende uit de padsloot tot in de sloot van de weg, hebbende ten
oosten H. Bouwmeester erven en ten westen E. Hiddinga, bezwaart met een half
floreen en onderhoud van het voetpad, moetende mede gedogen reed en voetpad
voorzover nodig tot Lijkweg en voetpad'.
[13]
De eigenaar van dit hooiland moest dus toestaan dat de dorpelingen over zijn
land naar het Voetpad en de Lijkweg gingen. De benaming Lijkweg heeft de
betekenis van dodenweg, waar de begrafenisstoet langs ging naar de kerk en het
kerkhof.
Overigens werden ook waterwegen wel gebruikt voor het vervoer van de
overledene. In Munnekeburen vinden we de Lijkvaart,
die liep van de Grintweg naar de Gracht naast de Speelmanspolder.
In Nijetrijne vinden we de Padewal.
Deze liep van de plaats waar tot 1750 de kerk van Nijetrijne stond, dus vanaf
het Kerkhofstuk naar de Scheene. Het was een pad naar de weg in Nijetrijne van
enkele bewoners die aan de Scheene woonden.
In Spanga vinden we verder het Kuunderpad.
Dit pad is nu verdwenen. Het liep van Slijkenburg via de Blauwhof dwars door de
landerijen naar de bovenweg in Spanga. Daarna liep het pad over het voetpad
door de verveende landerijen naar de Scheene. Op de plaats waar het pad bij de
Scheene uitkwam sprak men van De Kop.
Waarschijnlijk heeft deze aanduiding de betekenis van omhoogstekende, zandige
verhoging in het landschap. Bij de Kop stonden enkele huizen. Een van de huizen
had een overzet met de boot over de Scheene naar de Zeuvenbuurt te Spanga, dus naar de bovenweg die door Nijetrijne
naar Wolvega liep. In de tijd dat iedereen nog liep, was dit voor de bewoners
aan de bovenloop van de Linde de kortste weg naar Wolvega.
In Spanga vinden we verder nog een pad waarvoor informant Brouwer geen
naam heeft kunnen vinden, en dat hij daarom het Pad Zonder Naam noemt. Het liep vanaf Slijkenburg achter de boerderij
Coersveld langs en dan dwars door de vergraven landen met loopplanken met
leuningen naar een boerderij aan de Nije
Weg. Het pad werd veel gebruikt door Slijkenburgers die naar Scherpenzeel
liepen of fietsten. Men kon zo de reis inkorten. Met de ontginning van het
gebied in de jaren vijftig van de 20ste eeuw is het pad verdwenen.
Een aftakking van het 'Pad zonder naam' werd De Lange Planken genoemd. Het was een verbinding met het 'Pad
zonder naam' via een lange brede plank met leuning. Vandaar dat het pad de
Lange Planken heette. Het was een binnenpad tussen Slijkenburg en de Nijewegsbrug
naar Scherpenzeel. Het pad liep langs een uitgeveende plas, die het Wiede Gat
werd genoemd.
In het voorgaande kwam de Nije
Weg al ter sprake, dit in tegenstelling tot de Bovenweg door Spanga, Scherpenzeel
en Munnekeburen, die al in de Beneficiaalboeken de Olde Weg genoemd wordt.
Men sprak bij de Nieuwe of Nije weg ook wel van Tolweg. Dit blijkt bijvoorbeeld in 1856.
Het gemeentebestuur van Weststellingwerf en het bestuur van de Grote
Veenpolder sluiten in dat jaar een overeenkomst over de bekostiging van een
brug over de Gracht op de plaats waar deze de Nieuwen of Tolweg snijdt.
[14]
De weg werd ook wel Tolweg genoemd, omdat er op de plaats waar de Nieuwe weg uitkwam op
de Olde of Bovenweg een tol was. Er stond hier ook een tolhuis.
[15]
Bij de kruising van Oude en Nieuwe weg was ook een Overtoom, die op verschillende kaarten staat aangegeven.
[16]
.
De schepen werden hier door rollen met een lier over de weg getrokken. De weg
was ook dijkje of waterkering.
Het algemene beeld in de Stellingwerven aan het einde van de
Middeleeuwen was, dat de kavels van het in cultuur gebrachte land van de hogere
zandruggen naar de rivieroevers liepen. De kavels lagen dus haaks op de
evenwijdig lopende binnen- en buitenwegen.
Naast de benaming Olde weide,
die naar het productiesysteem in de veeteelt verwijst, zijn er vele veldnamen
die verwijzen naar het soort vee dat op een stuk land weidde. Zo vinden we in
de Langelille 't Kalverhoekje, aan de
Langelilleweg.
In Spanga vinden we de Bollekampe.
Dit stuk land ligt aan de westkant van de Spangahoekweg en loopt door tot aan
de Stuyvesantweg. Het is nu grotendeels rietland. Volgens Brouwer weidden
voor de tijd van de verveningen drie boeren hun vee op de Bollekampe, met name
hun stieren. Een stier wordt in het Stellingwerfs bolle genoemd. De stieren van de boeren stonden aan de oever van de
Scheene an de stikke mit het stuur.
De stikke was een stalen pen, die
diep in de grond werd gestoken. Het stuur was een zware lange ketting die aan de stikke bevestigd was en die de stier
enige bewegingsruimte gaf.
In Spanga vinden we in de 18de eeuw ook het Pynckeland, in Scherpenzeel het Varkenskaampien en De Appelhof. De Appelhof lag aan de Gracht. De boomgaard had de vorm van een winkelhaak, en
was geheel beplant was met vruchtbomen.
Akkers en kampen
De verschillende stukken land in een bepaalde hoevestrook werden vaak
akkers, kampen en weren genoemd. De akkers liggen in principe tussen het Voetpad
(de binnenweg) en de Scheene. De kampen liggen tussen het Voetpad en de
Spangahoekweg of de Grintweg (de bovenweg).
Soms kregen de verschillende stukken land hier ter nadere aanduiding
de naam van een vroegere bezitter, bijvoorbeeld in Spanga de Alenakker en het Wubbenkampien. De Alenakker is waarschijnlijk genoemd naar Ale
Schaap, die omstreeks 1900 een bekende vervener was. Het Wubbenkampien in de
buurt van het kerkhof heeft lang behoord bij een boerderij aan de Lindedijk,
die gedurende meer dan een eeuw werd bewoond door een familie De Boer. In de
Eerste Wereldoorlog is dit perceel bebouwd geweest met bomen en aardappelen
voor de buurt. De naam komt van de voornaam Wubbe uit de familie De Boer. De
stamvader van die familie is Peter Wubben, die in de 18de eeuw leefde en
waarvan de kinderen de achternamen Blom en De Boer aannamen.
We vinden verder in de hoevestrook die tot het begin van de 19de
eeuw gedeeltelijk eigendom was van de kerk in Spanga achtereenvolgens de Akkertjes, de Vossekamp en het Kerkeweer.
[17]
De Vossekamp is mogelijk genoemd naar een
telg uit de Overijsselse patriciërsfamilie Vos, die tot in de 19de eeuw
grote hoeveelheden land bezat aan weerszijden van de Linde.
[18]
Verder noemt Naarding in het dorpsgebied van Spanga de Haulerakkers. In het Stellingwerfs spreekt men van De Ouwelakkers. Ze lagen in Spanga ten
westen van de weg die de Haule genoemd werd, na de brug over de Scheene en ten
oosten van die Scheene.
In Munnekeburen werden kleine stukjes land voor de huizen Kortelingen genoemd.
[19]
Deze Kortelingen vinden we ook in Nijetrijne, ten oosten van de Kerkeweg. Het
betreft ook hier korte percelen. Er is in de jaren vijftig van de 20ste eeuw
zand uitgezogen voor de aanleg van de Pieter Stuyvesantweg. Verder noemde men
in Scherpenzeel een gedeelte van de akkers de Druilen. Ook de Druilen liggen tussen de Scheene en het voetpad.
In Scherpenzeel werd een onderscheid gemaakt tussen voorakkers en achterakkers.
[20]
Verder komt in Scherpenzeel een tussen de boven- en binnenweg gelegen stuk
land met de naam Bloemkamp voor. Dit
is in de westelijke Stellingwerven een veel voorkomende naam. Aan de
Langelille, op het zuideinde, ligt ook een Bloemkamp:
een stuk ontgonnen rietland. Deze
Bloemkamp zou eigendom geweest zijn van de kerk in Munnekeburen. In Sonnega
ligt ook een stuk land met de naam Bloemkamp.
[21]
In Nijetrijne vinden we het Akkersland.
Vanaf dit Akkersland liep door de nu vergraven landen tot aan de Stuyvesantweg
de Akkersvaart, een oude turfvaart.
Het nu vergraven Akkersland werd ook wel de
Paardekoppen genoemd. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat het
desbetreffende Akkersland de vorm had van een paardekop, maar er zijn andere
verklaringen mogelijk. De Vent vond in het dorp Fochteloo onder andere Peerdevenne en de Peerdekampen.
[22]
Men sprak in dit dorp ook wel van de Peerse- of Perekaampen en de Perevenne. Gezien deze verschillen in
uitspraak zou de naam Perevenne kunnen duiden op het voorkomen van een plant
die in het Stellingwerfs peers werd
genoemd. In het Nederlands heet deze plant heermoes of akkerpaardestaart. In
de Friese Greidhoek spreekt men van kwadernaat of robol. De koeien lustten deze
giftige plant niet. Wanneer ze in een stuk land liepen waar veel peers groeide,
kon hun melkgift verminderen. Paarden konden deze plant beter verdragen. Daarom
graasden op stukken land waar peers groeide vaak paarden. Vandaar het door
elkaar lopen van de benamingen met paard-, peers- en pere-, volgens De Vent.
We hebben in het voorgaande bij de behandeling van namen van paden
gezien dat de plaats waar het Kuunderpad bij de Scheene uitkwam de Kop werd
genoemd. Kop of Koppen heeft dan de betekenis van (zandige) verhoging in het
landschap. De Paardekoppen zou dus kunnen betekenen: een wat hoger liggend
gebied, of een gebied met zandige verhogingen, waar de plant paardestaart veel
voorkwam.
Weren, maden en andere namen van stukken land
Naast akkers en kampen waren er de zogenaamde weren, die over het
algemeen tussen de rivieroevers en de buitenweg lagen. De naam Weer komt in vele bronnen voor,
bijvoorbeeld in de Beneficiaalboeken. In Spanga: 'Item noch twee acker
landts, gelegen int brede weer, ende
myt stalmade daer buten aengelegen;
aen de westzyde Hessel Vos erffgenaemen, aen de oistzyde Katryne Lywes, streckende
van den olden wech in den Lende'.
'Item, noch twee erfflycke jaerwenden int breede weer'. In Munnekeburen: 'twee
dachmadt weeren, streckende van den olden wech, vuytgaende tot aan de
graeft'.
Ook in de Floreencohieren worden weren genoemd. 'Het Weer. De weg- aan de graverij, soolstede nr. 7'. De benaming weren werd in Spanga later vooral gebruikt
voor land bij de Spangabrug aan de Scheene en de Spangahoekweg.
Bij de weren sprak men vaak van voorweer en achterweer, die door
scheidingssloten in de breedte van het land van elkaar werden afgescheiden.
[23]
Weer heeft volgens Bouwer de betekenis
van kavel in later verdeelde hooi- en weilanden. Het kan echter ook een term
voor een 'doorgaande hoeve' zijn.
[24]
Weer of were wordt dan waarschijnlijk gebruikt in de betekenis van perceel
of opstrekkende kavel, lopende van de buitenweg naar de oevers van Linde en
Kuinder. Eén zo'n hoevestrook met een boerderij aan de binnenweg was een hoeve.
Het woord weer kan echter ook andere
betekenissen hebben. Ten Hove en Zeiler denken naast ‘were’ dat perceel of
opstrekkende kavel betekent aan de betekenis van ‘weer’ in de zin van ‘ landweer’.
Een landweer is volgens hen een kunstmatige afscheiding van een eigendom of
rechtsgebied, misschien in de vorm van een houtwal. Bij Paasloo (De Hare) is
sprake van een ‘weerwal’. Zo zou het gebied ‘De Wheeren’, het
ingepolderde land tussen de Hare en de Broekweiden, aan haar naam zijn gekomen.
Het gebied aan de Friese zijde van de Linde in de buurt van de Driewegsluis
heet ook de weeren. In Nijetrijne ligt het Karkeweer. ‘Weer’ was in dit
gebied een algemene benaming voor het land tussen de Bovenweg (Spangahoekweg en
de weg door Nijetrijne).
[25]
Ten Hove en Zeiler denken bij de benaming ‘weer’ in Nijetrijne en Paasloo aan
een systeem van landweren langs de grens tussen Overijssel en Friesland ter
bescherming van de route naar Friesland tegen aanvallen uit het westen,
bijvoorbeeld van de Heren van Kuinre.
[26]
Stukken land langs de Linde werden wel maden genoemd. 'Halve zaate lants, str. Uyt de Cuinre, de Kleyne bottermaete'. 'Maeden,
gelegen in de kleine bottermaede'.'Maeden, gelegen in de groote bottermaet'. 'Hooylant, de botter maeten genaemt, geleegen in een meentestuck int geheel, str. tegen Scherpenzeel'.
[27]
Deze maden werden waarschijnlijk begrensd door een sloot die in de
archieven de olde maetsloet wordt
genoemd; 'strekkende van de Leende tot aan de olde maetsloet'. Links ziet u de weilanden van de Grote en de Kleine Botermaden. Helemaal links de Statendijk, waaraan de maden grenzen en in het midden op de achtergrond met de bomen de boerderij St Nicolaashoeve, die eigendom was van de katholieke kerk in Kuinre. De foto is vanaf de Nijeweg in september 2015 genomen. Ook in het
dorpsgebied van Nijetrijne vinden we de maadsloot. 'Hooiland strekkende van
de Maadsloot'.
[28]
Uit het voorgaande blijkt dat de benamingen akker, kamp, weer en made
dikwijls met een nader bepalend woord in samenstellingen voorkomen. Zo'n meer
algemeen voorkomende benaming is ook de aanduiding perk, pirk of pierik. Een perk is een omheind stuk land achter een huis of akkerstrook. In
Kuinre lagen de perken achter de huizen, waar nu het nieuwe kanaal stroomt.
[29]
Ook in het dorpsgebied van IJsselham komen de Pieriken voor.
[30]
In Slijkenburg werd een weilandje in het midden van het dorp Perk of Bleek genoemd. In de Grote Veenpolder
gebruikte men verder de benaming Varkenspirk.
Ook de benaming jister komt
in de Grote Veenpolder voor, in de betekenis van nabij de boerderij gelegen
stuk land waarin de koeien werden gemolken of dat als opslag van goederen langs
de rivieroevers werd gebruikt.
Bij maden, weren, kampen, akkers en perken ging het om land dat binnen
de rivierdijken lag. Er was echter ook buitendijks land dat 's zomers kon
worden gebruikt, ook al stond dit land 's winters en in het voorjaar onder
water. Men sprak daarbij van uiterdijken.
Het is een benaming die we veelvuldig in de archieven tegenkomen. In Langelille
vinden we op de hoek van de Tjonger en de Helomavaart de Grote Uiterdijken.
[31]
Daarnaast vinden we in dit dorp de
Kleine Uiterdijken. Dit land lag aan de Langelilleweg bij de Tjongerbrug.
Hierop staat nu camping Stekelenburg.
In Spanga vinden we de Utterdiek.
(utterdiek is Stellingwerfs voor Uiterdijk) In Nijetrijne aan de Linde vinden
we ook een stuk land dat de Uiterdijk genoemd werd.
Behalve de hier genoemde, zijn er nog meer veldnamen die verwijzen naar
de landschappelijke situatie. Zo vinden we in het dorpsgebied van Spanga het Leege Land. 'Zaate landts, genaemt het Leege landt, strekkende uit de Wegh
in de Scheene'. Het Leege Landt lijkt
mij Stellingwerfs voor laagland.
In het dorpsgebied van Munnekeburen vinden we de zogenaamde Hellen. Men sprak wel van de Voorste en Achterste Hellen. Dit land
lag tussen de Tjonger en de Gracht in Langelille-Noord. Bloemhoff-de Bruijn
noemt verschillende betekenissen voor deze veldnaam. Helle kan een laagte, een diepte zijn, maar ook een stuk grond dat
boven de omgeving uitsteekt. Hel zal
over het algemeen laagland, moeras, plas, depressie betekenen en soms
heuveltje.
[32]
In het dorpsgebied van Spanga lag de sate het Ongemaeckte Bedde. Waarschijnlijk wordt met deze veldnaam
bedoeld dat het onontgonnen land was. Op kaart 3 komt de vermelding 'd'huisstede d' Bette' voor. Mogelijk
gaat het om dezelfde boerderij die later het
Ongemaeckte Bedde genoemd wordt. Deze boerderij lag binnen de Worstdijk in de buitenlanden achter
Kuinre, het gebied dat later de Buitenpolder van Kuinre werd genoemd.
En dan zijn er nog namen van stukken land die niet in een bepaalde
categorie zijn in te delen.
Zo wordt in de floreencohieren in Spanga gesproken over het Achterland. In Spanga komt verder ook de
benaming Langestreek voor. Dit land
behoorde bij de boerderij de Blauwhof. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen
de Voorste en Achterste Langestreek. De Voorste
Langestreek wordt in een verkoopboekje omschreven als: 'belend ten noorden
in de halve gedempte sloot, ... en verder M.M. Semplonius c.s., ten westen
perceel 11, de wed. A. Hofstee en N.H. Meesters'.
[33]
De Achterste Langestreek wordt
omschreven als: 'belend ten oosten en ten noorden M.M. Semplonius c.s.,
ten zuiden in de halve gedempte sloot nommer 7083, perceel 9, ten westen N.H.
Meesters'. Streek lijkt hier niet de
betekenis te hebben van omgeving, maar van smalle strook land. Inderdaad is de
Langestreek op kadastrale kaarten een smalle, langgerekte strook land.
[34]
Dit is ook het geval bij de Meulestreek of Molenstreek.
[35]
Verder vinden we aan de Lindedijk in Spanga het Weverslant. 'Hooylant, het Weverslant genaemt'.
[36]
In Spanga aan de Nieuweweg ligt een verveend en weer ontgonnen stuk
land, dat de Steenwijker werd
genoemd. De herkomst van de naam is onbekend.
Aan de westzijde van het kerkhof in Spanga ligt Het Weidje. In deze omgeving zijn oude scherven uit de 13de en
14de eeuw gevonden. Het stukje land heeft een kleine oppervlakte. In Spanga
vinden we ook het Lichtestok dat op
enige afstand van de Linde ligt. De naam is ontstaan doordat er slechts weinig
rivierklei op terechtgekomen is, en daarom was het een licht soort grond. In
Nijetrijne aan de Lindedijk ligt het Notarisstuk. Dit stuk land was ooit eigendom van een notaris die Van Giffen heette.
In Langelille hebben verschillende stukken land namen waarvan de
ouderdom onbekend is en die genoemd zijn naar een vroegere eigenaar.
Voorbeelden zijn het Boukestok, een
hooggelegen stuk land grenzend aan de verveningen op Langelille Zuid, het Meine Ales stok in Langelille-Noord en
het Stukje van Haring.
Soms verwijzen veldnamen naar de weersomstandigheden in een bepaald
gebied. Aan de Langelilleweg ligt het Hardewindstukje.
Het is verveend en daarna weer ontgonnen. Brouwer noemt als enige
verklaring dat het een tochtige hoek was, waar het vaak waaide. In Nijetrijne
ligt De Onweershoeke. Het is de
binnenhoek van de 'grote lus' in de Linde, die de Kromme Rakken werd genoemd. Brouwer zegt dat het Lindegebied bekend
was om de zware onweersbuien die daar passeerden. Meerdere boerderijen en hoge
bomen werden getroffen. Dit was voor de drooglegging van de Noordoostpolder.
Hij weet nog dat de bewoners zeiden: 'kiek es achter de Kuunder, anzwellende
luchten'.
[37]
Oppervlakteaanduidingen
In vroeger tijden was een veelheid van oppervlaktematen in gebruik.
Postma noemt als voorbeelden: koegang, roeden of jerden, dagmaden, pondematen,
akkers, hoofden gras en in Oosterzee en op Ameland penningenhuur.
[38]
De laatste oppervlaktemaat kwamen we tegen in een oorkonde uit 1331, wanneer
Willem III van Holland heer Jan I van Kuinre beleent met een aantal rechten in
Kuinre en omgeving (zie ook hoofdstuk 2). De landmaat penningenhure is ontstaan doordat van een bepaalde hoeveelheid land
een penning cijns, dus belasting, aan de landsheer moest worden betaald. Postma
rekent uit dat een penningenhure ongeveer een mad was. Hij gaat nader in op het
ontstaan van de naam. Het gaat om een belasting die de landsheer als bezitter
van de rechterlijke macht mocht heffen. Inkomsten voortvloeiende uit de
eigendom van de grond werden echter grashuur of akkerhuur genoemd.
In de Westhoek van Weststellingwerf lijken vooral de oppervlaktematen mad en roede veel voor te komen. Vooral mad komt vaak voor. Een mad was 50 are (een halve hectare): de
oppervlakte die een goede maaier in een dag met de zeis kon maaien. Zo'n goede
maaier moest niet alleen lichamelijk sterk zijn, hij moest de techniek van het
maaien goed beheersen en bovendien moest hij goed kunnen 'haren' (de zeis
scherp maken).
In Langelille-Noord aan de Langelilleweg vinden we de Driemad en de Viermad. In Munnekeburen vinden we achter het Voetpad een stuk
land dat 't Mad genoemd werd; op de
hoek van de Kerkeweg en de Grintweg lag de Vijfmad,
en aan de Kerkeweg, achter het Voetpad, de Viermad. In Munnekeburen lag verder nog de Zesmad:
'Een perceel weiland, de zes mad genaamd, liggende ten oosten van en aan de
Langelille'.
Daarnaast was er in dit dorp de 80
mad: 'Een hoek water in de 80 mad voor de Gracht aldaar'. De 80 mad lag
tussen de Bovenweg en de Gracht en was ongeveer 40 ha groot. Middenin stond een
huis, waar een zekere David woonde. Vandaar een oude bekende uitspraak: 'David
uit de 80 mad'. Hij heette eigenlijk David Kuiper. In het midden van de 80 mad
lag een grote uitgeveende plas, die 't
Wiede genoemd werd. Informant Brouwer zegt dat in de wildernis die hier na
de verveningen ontstond veel uilen huisden. Aan de Grintweg hoorde men 's
nachts het roepen van deze beesten.
[39]
Na 1945 is dit gebied weer ontgonnen. Eigenaar van de 80 mad was toen de heer
Ypeij, een grootgrondbezitter. De veenderij ging hier al met de baggelmachine,
en het is dus later verveend.
In Nijetrijne vinden we de Tweemad.
Het is een langwerpig stuk land. In Spanga vinden we net als in Munnekeburen
en Langelille de Viermad. Net als in
Munnekeburen liggen in dit dorp ook stukken land die de Vijfmad en de Zesmad werden genoemd.
Soms werd de oppervlaktemaat niet vermeld, alleen het getal dat aan de maat voorafging. In Nijetrijne ligt De Lange Vijfe. In dit dorp vinden we aan de Lindedijk ook de Vijfdehalf. Naast dit stuk land ligt De Westhoek. De betekenis van deze naam is onbekend.
Tussen de weg en de Gracht te Scherpenzeel ligt de Magere Zeuven. De grasmat ervan was van minder goede kwaliteit. De
gehele uitgang van weg naar Gracht is niet verveend. Rondom deze uitgang is
alles verveend en weer aangemaakt. Het waterpeil in deze percelen was dientengevolge
onvoldoende voor de grasgroei en de opbrengst was dus 'mager'.
Ook andere oppervlaktematen vinden we terug in de benamingen van
stukken land. De roede was oorspronkelijk een lengtemaat of een oppervlaktemaat,
waarbij een roede 14 m2 was (er gaan 700 roeden in een hectare). Bouwer zegt
dat men in de Stellingwerven de roede vooral gebruikte als lengtemaat.
[40]
De grootte van de hoeven werd in veel Stellingwerfse dorpen aangeduid door de
breedte in roeden die de hoeven langs de Binnenweg in beslag namen. In oude
rechtssystemen hadden de bewoners van stemdragende hoeven rechten en plichten
die deels aan de hoevebreedte gebonden waren.
[41]
De term roede werd later gebruikt als specifieke aanduiding van stukken
land langs de Lindedijk. In Nijetrijne werden stukken weiland langs de Lindedijk
wel aangeduid met de naam de Roeden.
Ook komt in dit dorp de benaming De
Roeder voor. Men sprak ook wel van Binnenroeden:
'Het uiterdijkje met dijk en de binnenroeden'.
[42]
In een verkoopboekje vond ik over een nabij de boerderij De Blauwhof
gelegen stuk land verder de volgende beschrijving: 'een perceel zeer vruchtbaar
weiland De Roeden met de daartoe
behoorende zogenaamde Kolk'. Brouwer
zegt over deze Roeden dat het ging om een smal stuk land vlak langs de
Lindedijk. Hier is in 1827 en 1886 klei van afgegraven voor verhoging en
bekleding van de Lindedijk. Men sprak bij een ander stuk land wel van de Roedens. Dat perceel lag ook weer aan
de Lindedijk. Ook hier is klei afgegraven voor bekleding van de rivierdijk.
De ligging van akkers, kampen en weren
Oosten zegt dat benamingen van stukken land niet overeen hoeven te
stemmen met feitelijk gebruik.
[43]
Er waren akkers in het gemengde bedrijf, maar het is de vraag of de namen akker, kamp en weer op allerlei
oorspronkelijke gebruiksvormen duiden. De benaming akker hoeft bijvoorbeeld niet op het vroeger voorkomen van
akkerbouw te slaan, of aan te duiden dat er op een bepaald stuk land akkerbouw
gepleegd is. Zeker in de Westhoek van Weststellingwerf zullen door de
wateroverlast de mogelijkheden hiervoor beperkt zijn geweest, al lag het land
in de Middeleeuwen hoger dan nu. Later is de veenlaag ingekrompen en hebben
zich wijzigingen in het cultuurlandschap voorgedaan door de verveningen.
Volgens Oosten duiden de namen akker, kamp en weer alleen op de ligging. In Spanga is het volgens hem over het
algemeen zo, dat de akkers tussen de Scheene en het Voetpad liggen, de kampen
liggen tussen het Voetpad en de Buitenweg of Spangahoekweg en de weren liggen
ten zuidwesten van de Buitenweg.
Toch is dat niet altijd zo. De benaming kamp kan ook meer algemeen voorkomen. Het hoeft niet persé om een
stuk land te gaan dat tussen de buiten- en de binnenweg ligt. De Munnikekamp lag bijvoorbeeld bij de
later aangelegde Statendijk.
Dit geldt ook voor het Hannemakerscamp.
De naam van dit stuk land wordt genoemd in een oorkonde uit 1480, wanneer de
Landcommandeur van het Convent van Schoten aan de rechters en raad van
Zevenwouden zijn visie uiteenzet betreffende overeenkomsten over goederen
gelegen onder Spanga, die hij en zijn voorgangers sinds 1472 gesloten hebben.
Over het naast het Hannemakerscamp gelegen land waren conflicten ontstaan
tussen de Stellingwervers en het klooster van het Convent van Schoten. Dit
leidde tot een plundering van het klooster. Het land wordt omschreven als
'die campe landes in die Ny Spangen' en later als 'ende noch een campken lants, gelegen in die Spange, daer an die
west side naest gelant lecht Hannemakerscamp, ende aen die oestsijde Andries
Claessen'.
[44]
Ook de in Munnekeburen gelegen Kranekamp lag niet tussen de bovenweg en het Voetpad, maar in de buurt van de Gracht.
Namen met kraan- of krane(n)- komen veel voor. Niet alleen
elders in Friesland (bij Nij Beets liggen de Kraanlanden), maar ook in Drente (bij Gasselte: Kraanlanden) en Overijssel (Kranenburg, Kranenkolk, Kranendonk,
etc.).
O.G. Dijkstra geeft in zijn brochure over het veenderijmuseum in Nij
Beets een mogelijke verklaring voor de naam. De naam zou te danken zijn aan de
trek van de kraanvogels, die hier vroeger neerstreken op hun vlucht van
Noord-Europa naar Azië. Zij hadden hier hun pleisterplaatsen, zoals nu nog de
ganzen in Noord-Friesland. Hun aantal is sterk achteruitgegaan, en er zijn nu
alleen nog enkele pleisterplaatsen in onder andere de Achterhoek en Twente.
[45]
samenstelling tekst en lay out pagina: |