De Bronstijd Tussen Vledder en Doldersum, in het Koelingsveld, werd in 1937 door professor A.E. van Giffen, directeur van het Biologisch Archeologisch Intituut in Groningen een veld met grafheuvels uit de periode 1.000 tot 500 jaar voor Christus ontdekt. Het grafveld was dus ongeveer 600 jaar in gebruik. Het betreft een grafveld uit de periode van de overgang van de late bronstijd naar de vroege ijzertijd. Op de foto hieronder ziet u rechts van het bord achter de bloeiende heide een grafheuveltje dat tot het veld behoort. Overigens staat er abusievelijk op het bord dat het grafveld 3100 tot 2500 jaar geleden in gebruik was.
De toenmalige bewoners verbrandden hun doden en de resten werden in urnen begraven. Daarom spreekt men bij dergelijke grafvelden ook wel van urnenvelden. Men plaatste de urn in een gat waar men een greppel omheen groef. Met de uitkomende grond werd boven de urn een heuveltje opgeworpen. De greppels gaven het graf een ronde, een langwerpige of een ovale vorm. Het urnenveld waar de hierboven afgebeelde heuvel toe behoort had een oppervlakte van 50 X 175 meter en er werden er 318 graven aangetroffen. Na de opgravingen zijn 60 urnen in het Provinciaal Museum in Assen terecht gekomen. Enkele grafheuvels (tumuli) zoals de op de foto afgebeelde grafheuvel zijn ook nu nog te zien langs de weg van Vledder naar Doldersum. De hierboven afgebeelde grafheuvel stamt uit de tijd van 1000 tot 500 v Chr, dus tot na het einde van de Bronstijd. De Bronstijd dankt zijn naam aan de introductie van brons, een legering van koper en tin. Het brons werd in de beginperiode en daarna voornamelijk gebruikt voor het maken van voorwerpen die tijdens de begrafenis-ceremonies in het graf van overledenen werden gelegd als offer aan de goden. Dergelijke voorwerpen werden als offer ook wel in moerassen of riviertjes en beken gegooid. Pas tegen het einde van de Bronstijd worden gebruiksvoorwerpen gemaakt die in het dagelijks bestaan gebruikt werden. Tin en koper werden samengesmolten tot brons en daar werden weer voorwerpen van gemaakt. Men kan de Bronstijd verdelen in een vroege, midden en late Bronstijd De Vroege Bronstijd, van 1700 tot 1500 v Chr, kende een typerende aardewerkcultuur. Er was wikkeldraad-aardewerk, dat zo genoemd wordt omdat er versieringen zijn in de vorm van lijnen met dwarsstreepjes. De noordelijke provincies waren zeer schaars bewoond. In Overijssel bijvoorbeeld schat men het aantal inwoners in deze tijd op hoogstens 2500, die verspreid woonden in gehuchten van zo'n 20 tot 25 mensen. Zo'n gehucht met hoeven, akkers, weiden en woeste grond besloeg zo'n vier vierkante kilometer. Zoals hiervoor reesd opgemerkt, in de vroege Bronstijd was het maken van brons nog niet zover ontwikkeld, dat er al veel gebruiksvoorwerpen van gemaakt konden worden. Bronzen gebruiksvoorwerpen uit deze periode worden dan ook nauwelijks gevonden. Midden Bronstijd Rond 1500 voor Chr. begon de Midden Bronstijd; In deze tijd waren er verschillende culturen, zoals de Elp-cultuur en de Hilversum/Drakenstein cultuur. In grafheuvels troffen archeologen aardwerk aan, dat in tegenstelling tot de voorgaande periode vrijwel onversierd was, vrij slordig gemaakt. In deze periode werden de potten als urnen gebruikt. In de periode daarvoor was dat minder het geval en er traden dus veranderingen op in het begrafenisritueel. Er zijn uit deze periode grafheuvels bekend met palenkransen en graven met kisten, waarbij er meerdere graven in een heuvel te vinden kunnen zijn. Late Bronstijd Het cremeren van doden en het bijzetten in urnen is vooral een kenmerk van de late Bronstijd, die omstreeks 1000 voor Chr. begon. Het aardwerk verbeterde en is fraai versierd, met voorstellingen van gestileerde vogels, een paard en een ronde schijf rustend in een schip. Er waren drie soorten potten, een-orige, dubbelconische en twee-orige. Behalve het hierboven afgebeelde urnenveld werden er bijvoorbeeld ook urnenvelden uit deze periode gevonden bij Deventer, in Twente en in de Vechtstreek. In Overijssel zijn er wel zo'n 90 urnenvelden getraceerd. Bekend uit deze periode is de bronzen kokerbijl, die door vaklui werden vervaardigd. In vorige perioden van de bronstijd waren er rondtrekkende smeden, in deze periode vestigden de smeden zich in bepaalde dorpen. landbouw en de boerderijen Ingrijpende veranderingen Archeologische resten uit deze periode doen vermoeden dat de samenleving
in deze tijd ingrijpend veranderde. De bevolking nam verder toe
en er werd veel energie gestoken in de aanleg van grafheuvels en
de inrichting van deze graven. Tegen het einde van de Bronstijd treedt er een verandering op in de wijze van begraven; er worden geen grote grafheuvels meer gebouwd. Steeds meer mensen worden na hun dood gecremeerd. De as werd in een urn gedaan, en begraven onder een klein heuveltje. Zo ontstonden uitgestrekte urnenvelden, die eeuwenlang in gebruik bleven. Daarvan zijn er enkele tot op de dag van vandaag duidelijk zichtbaar in het landschap, zoals de heuvel die hiervoor werd beschreven.
|