Sonnega ![]() Klokkenstoel te Sonnega Sonnega beschikte over minstens een vicarie die gewijd was aan St Anthonius. 15 maart 1554 is er de collatie van Andreas Joannis tot de St. Anthoniusprebende in de parochiekerk van Sonnega, vacant door dimissie of resignatie van Harmannus, zoon van Nicolaus de Gheest, krachtens presentatie der bewoners dier parochie na bekomen goedvinden van den keizer. En dan staat er de aantekening: I. m. ongedateerde citatie van eventueele opposanten voor den deken Joannes Egberti, vicaris te Steenwyck en Vledderen. Blijkbaar waren de inwoners van Sonnega verdeeld over de benoeming van Andreas Joannis. (1) (Zie voor de betekenis van de verschillende termen de uitleg over de middeleeuwse organisatie van het kerkbestuur) Van der Aa zegt dat in zijn tijd, dus omstreeks 1840, 'de huizen daar aangenaam in het geboomte liggen'. (2) Er waren omstreeks 1840 54 huizen en 210 inwoners. Verder deelt hij mee, dat weleer hier ook een kerk stond, met een spits torentje, maar dat die kerk al vele jaren voor 1840 was afgebroken. In de tijd van Van der Aa stond er in Sonnega al het klokhuis en was het kerkhof nog aanwezig. Die situatie bestaat nog steeds zoals we op de foto hiernaast kunnen zien. Bij Wolvega aan de Pieter Stuyvesantweg zou vroeger ook nog een oud kerkhof hebben gelegen dat tot het dorp Sonnega behoorde. In de eerste helft van de 19e eeuw was dit kerkhof echter reeds lang in een bouwkamp veranderd. Volgens Van der Aa waren er in zijn tijd ook nog de 'overblijfsels van een gewijd gesticht'. Er is een boek verschenen met een inventarisatie van veldnamen in het dorpsgebied. Piet van der Lende - Veldnaemen van Stellingwarf diel VI - Ooldetriene en Sunnege. Stichting Stellingwarver Schrieversronte Berkoop 2009. Boek in pdf ![]() Hier ziet u een oude boerderij in Sonnega. Voetnoten (1) B.M. de Jonge van Ellemeet. Institutien, Proclamatiën en Collatiën van den Aartsdiaken van St. Marie in het Decanaat Drente. In: Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht. Twee en veertigste deel. Utrecht. Wed. J.R. van Rossum, 1916 blz 331
|