Vollenhove
Hiernaast
ziet u de jachthaven van Vollenhove. Eens voeren hier de vissersschepen
en vrachtschepen binnen vanaf de Zuiderzee.
In 1354 schonk bisschop Jan van Arkel aan de nederzetting op ten camp
vor unsen huse tot Vullenhoe" stadsrecht en deze naam wordt nog geruime
tijd in privilegebrieven gebruikt. (1) Met 'vor unsen huse' wordt een
bisschoppelijk kasteel bedoeld, dat bisschop Godfried van Renen (1156-1178)
had laten bouwen en in de nabijheid hiervan groeide eerst het dorp en
de nederzetting en later dus de stad Vollenhove. Reeds in de 12e eeuw
moet hier een parochiekerk gesticht zijn, daar in een oorkonde uit het
jaar 1207 onder de getuigen een zekere "Everardus, pastor in Volnaho"optreedt.
(2)
Op 1 mei 1350 bracht bisschop Jan van Arkel wegens het verval van de
collegiale kerk te Steenwijk de zeven kanunnikprebenden aldaar op negen
en incorporeerde hij daarbij op zekere voorwaarden de kerk van Vollenhove
en het altaar van St Maarten (3). Daaruit kan men afleiden, dat de kerk
te Vollenhove een bisschoppelijke eigenkerk was, waarover de bisschop
kon beschikken. Het kapittel van Steenwijk heeft echter het collatierecht
niet behouden, want in het visitatieverslag van 1571 wordt de koning de
collator van de kerk genoemd (4) Dit godshuis was aan St Nicolaas gewijd,
zoals uit een akte van 4 februari 1479 blijkt. Op die dag droegen Trude
Bruningen en Jacob Brunninck ten overstaan van de burgemeesters van Vollenhove
ten behoeve van de St Nicolaaskerk, het H. Geestgasthuis en de O.L. Vrouwenkerk
te Vollenhove elk een derde deel van een gouden Rijnse gulden jaar rente
uit een huis en hof over (5)
29 october 1501 is er de institutie van Boldewinus Peregrini Haudenstensis
tot de eeuwige vicarie van het H. Kruis in de
St. Nicolaus-kerk te Vollenhoe, vacant door resignatie
van Fredericus de Rutenberch, krachtens presentatie
van Henricus ten Velde pastoor te Vollenhoe, Reynaldus
ten Closter ter Haffhorst en Gherhardus ten
Ostenwolde, met bevel tot inbezitstelling bepaaldelijk
aan Simon Wicheri, vicaris te Vollenhoe.
Vollenhove blijkt over een kapel te beschikken gewijd aan St Maria.
25 november 1483 is er de institutie van Ernestus Gerhardi van Iselmuden tot
de eeuwige vicarie of capellanie, gesticht ter eere van
St. Maria te Vollenhoe, vacant door resignatie van
Nicolaus Jacobi, krachtens presentatie van burgemeesters,
schepenen en raden van Vollenhoe.
10 augustus 1514 is er de institutie van Mr. Theodericus Scouwen tot de eeuwige
vicarie, gesticht ter eere van St. Andreas in de St. Maria-kapel te Vollenhoe, vacant door dood van
Hesselus Volkeri, krachtens presentatie van Henricus
ten Velde pastoor te Vollenhoe en Andreas en Thomas,
erfgenamen van Fredericus de Maken.
4 maart 1515 is er de institutie van Mr. Arnoldus Hammynck tot de eeuwige
kapel of capellanie van St. Maria te Volhoe,
vacant door dood van Ernestus de Yselmuden,
krachtens presentatie van burgemeesters en schepenen aldaar, met bevel, tot inbezitstelling bepaaldelijk aan
den deken Henricus then Velde.
3 november 1558 is er de proclamatie van Lambertus Warneri van Zwolle tot
de cure of eeuwige capellanie, gesticht ter eere van
God en de Maagd Maria in de St. Maria-kapel te
Vollenhoe, vacant door resignatie of liever inobedientie
van Philippus Cost, krachtens presentatie van burgemeesters,
schepenen en raden aldaar.
15 januari 1562 is er de institutie van Wycherus Gerardi van Vollenhoe tot
de cure of eeuwige capellanie, gesticht ter eere van
God en de Maagd Maria in de St. Maria-kapel aldaar,
vacant door resignatie of dimissie van Lambertus
Werneri van Zwolle, krachtens presentatie van burgemeesters,
schepenen en raden, desnoods na indaging
voor Fredericus Hessinge, commissaris over de jurisdictie
Vollenhoe en Steenwyck.
Deze kapel beschikte over een vicarie.
23 juni 1513 is er de institutie Van Hesselus Volkeri tot de eeuwige
vicarie, gesticht ter eere van God, St. Andreas en
St. Thomas in de St. Maria-kapel te Vullenhoe, vacant
door dood van Symon Wicheri, krachtens presentatie
van Henricus ten Velde, pastoor aldaar, met bevel
tot inbezitstelling bepaaldelijk aan Mr. Arnoldus Hamyck,
pastoor te Giethorn/
25 september 1570 is er de proclamatie van Wicherus Gerardi van Vollenhoe
tot de vicarie in de St. Maria-kapel aldaar, vacant
door resignatie van Philippus Cost, krachtens presentatie
van Ricoldus Theoderici en Philippus Mathei
namens schepenen en raad, in overleg met den pastoor
Johannes Vust. November 1570. Naast de kapel gewijd aan St Maria was er ook nog een kapel van het H. Geest hospitaal.
26 juli 1478 is er de toestemming van het kapittel van St. Marie aan den kanunnikthesaurier
Henricus Minnenprijs om de door hem 16 Maart 1468
in de kapel van het H. Geest-hospitaal te Vollenhove ter eere van God, de Maagd Maria, St. Bartholomeus, St. Elisabeth en
alle Heiligen gestichte vicarie te verplaatsen naar een nieuw te
bouwen altaar in de kerk van het kapittel zelf. Behalve de bovengenoemde kerken was er ook nog een parochiekerk, die over een vicarie op het H. Kruis altaar beschikte.
16 januari 1499 is er de institutie van Fredericus de Rutenberch tot de eeuwige
vicarie of capellanie op het H. Kruis-altaar in
de parochiekerk te Vollenhoe, vacant door dood of
resignatie van Petrus Johannis, krachtens presentatie
van Reynerus van den Cloester, als bezitter van den
Hav(h)orst en Gerardus de Ostenwolde, nadat in het
over de institutie-verkrijging gerezen geschil Ernestus de
Iselmuden, gepresenteerd door Henricus Henrici ten
Velde cureit te Vullenhoe en Wilhelmus de Buckhorst,
van zijn recht had afstand gedaan.
8 juli 1539 is er de institutie van Henricus, zoon van Johannes, tot de
vicarie of eeuwige capellanie van het H. Kruis in de
parochiekerk van Vollenhoe, vacant door dood of resignatie
van wijlen Baldewinus de Herdensteyn, krachtens presentatie van Reynaldus van den Clooster ther
Havenhorst en Rodolphus de Oistwolt, met bijkomende
toestemming van Fredericus Schenck de Tautenborch,
proost-aartsdiaken der St. Pieters-kerk te Utrecht en
pastoor te Vollenhoe, desnoods na indaging voor
Johannes Vuyst, vice-cureit te Vollenhoe. Naast de vicarie op het H. Kruis altaar was er nog een vicarie op het St Katherina altaar.
7 augustus 1539 is er de institutie van Jacobus Sloet tot de vicarie of eeuwige capellanie op het St. Katharina-altaar in de
parochiekerk te Vollenhoe, vacant door dimissie of
resignatie van Henricus, krachtens presentatie van
Fredericus de Schenck de Tautenborch, proost-aartsdiaken
der St. Pieters-kerk te Utrecht en pastoor der
kerk te Vollenhoe, desnoods na indaging voor Johannes
Vuyst, vice-cureit aldaar. En tenslotte was er nog een vicarie op het altaar van de gravin van Cuynre.
29 mei 1567 is er de proclamatie van Rutgerus Duijts tot de vicarie op
het altaar der gravin van Cuynre 1) in de parochiekerk
van Vollenhoe, vacant door huwelijk of dimissie
van Joannes, zoon van Adrianus de Renes, krachtens
presentatie van Joannes de Reness a Wulven, heer
van Wilp.
1 october 1591 is er de institutie van Rutgerus D'uysch tot de vicarie op
het altaar der gravin van Cuynre in de parochiekerk
van Vollenhoe, vacant door dimissie van Johannes,
zoon van Adrianus de Reness, krachtens de 29 Mei
1567 door Johannes de Renes a Wulven, heer van
Wilp, uitgebrachte 'presentatie' en daarop gevolgde
proclamatie, zijnde vervolgens de institutie verhinderd,
daar de goederen van den patroon als aanhanger
van den prins van Oranje geconfisceerd zijn,
welke presentatie thans door zijn zoon Johannes de
Renes herhaald wordt. (6)
(Zie voor de betekenis van de verschillende termen de uitleg over de middeleeuwse organisatie van het kerkbestuur)
(1) VMORG, dl 40 (1923) p. 83.
(2) OBU, no 578.
(3) Register van Overijsselsche oorkonden, dl 2 no 528
(4) Acta visit. p 120.
(5) VROA, dl 45 (1922) 2e stuk, p 424. Bij de vermeldingen van de kerkelijke
geschiedenis is gebruik gemaakt van H.J. Kok - Proeve van een onderzoek
van de patrocinia in het middeleeuws bisdom Utrecht. Proefschrift 1958.
Van Gorcum en comp. NV, Assen.
(6) Zie voor de opsomming van de verschillende instituties B.M. de Jonge van Ellemeet. Institutien, Proclamatiën en Collatiën van den Aartsdiaken van St. Marie in het Decanaat Drente. In: Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht. Twee en veertigste deel. Utrecht. Wed. J.R. van Rossum, 1916 blz 342-344
samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende
|
|