Men kan stellen, dat de oude plattelandsbeschaving, waarvan hiervoor enkele aspecten werden behandeld, zoals het op zelfvoorziening gerichte produktiesysteem, de bestuursstruktuur en de burenhulp, vanaf de 16e eeuw geleidelijk aan gaat verdwijnen. Sommige principes van die oude beschaving bleven echter tot in onze tijd bestaan. Vanaf de 16e eeuw tot het einde van de 19e eeuw bestonden er mengvormen van die oude beschaving en modernere samenlevingsvormen. Overal doet zich in de 16e eeuw en in de eerste helft van de 17e eeuw een voortgaande stijging van het prijspeil voor. Vanaf 1580 begint een periode van veelvuldige aktiviteiten in de landaanwinning, door de droogmaking van meren. in het binnenland. Er heeft in Friesland in de 16e eeuw en de eerste helft van de 17e eeuw een aanzienlijke bevolkingsgroei plaats gehad. Aangenomen mag worden dat deze zich uitbreidende bevolking voor haar welvaartsstreven gedeeltelijk een uitweg heeft gevonden in scheepvaart, handel, ambacht, industrie en turfgraverij. Tekenen daarvan zijn de groei van de bestaande steden en de door Postma geconstateerde toenemening van de niet-agrarische bevolking in de dorpen. (1). Voorts kan worden gewezen op de ontstaan van turfgraverijgebieden met in samenhang daarmee de opkomst van nieuwe verzorgingscentra zoals Heerenveen. Tenslotte is er dan nog de groeiende activiteit van de Friezen in de Sontvaart. Veranderingen in produktietechnieken. In de eerste plaats wordt de agrarische productie in de periode van stijgend prijspeil arbeidsintensiever. (2) Dit blijkt uit: a. Het aantal landgebruikers wordt over het algemeen groter en in verband daarmee het gemiddelde bedrijf kleiner. Postma stelt dit vast voor de tijd van 1511 tot 1700. (3) Maar vanaf 1650 gaat de tendens in de omgekeerde richting, althans in de Zuid-West hoek van Friesland. b. Op een intensievere landbouw wijzen ook de hogere opbrengsten van granen, erwten, bonen en koolzaad.(4) Dit kan deels een gevolg zijn van gunstige weersomstandigheden, maar ook, dat er veel arbeid aan de teelt is besteed in de vorm van het opbinden van de erwten en het bestrijden van vogels. Er werden verschillende werkzaamheden verricht ter verhoging van de productie, zoals het zgn "hoeden" dat is het wegjagen van de vogels als het graan in de aar geschoten was of het zaad van het koolzaad zich vormde.(5). c. De gewassen werden zeer goed verzorgd. Men kan hierbij ook denken aan een intensievere grondbewerking en een zware bemesting. Een feit, dat de toenemede aanwending van arbeid in het productieproces duidelijk maakt, is het feit, dat in deze periode de bemesting van grasland-speciaal hooiland- begint op te komen en wellicht tevens de begreppeling van grasland. (6). Wanneer deze technische verbeteringen voor het eerst zijn ingevoerd is helaas niet bekend. Wel staat vast dat de verplichting tot het bemesten van grasland omstreeks 1650 reeds in pachtcontracten wordt opgenomen. Intensivering van de agrarische productie kan niet alleen worden bereikt door de aanwending van meer arbeid, doch tevens door de aanwending van meer kapitaal per oppervlakteeenheid. Er zijn ook aanwijzingen dat de produktie kapitaalintensiever wordt. a. De investeringen in de uitbreiding van het areaal door bedijkingen, droogmakingen en het in gebruik nemen van verveende gronden voor de landbouw. De verbetering van de zeedijken bracht een verbetering van de bescherming van het agrarische productiepapparaat met zich mee. b. Ontwikkelingen in de boerderijbouw. Door investeringen in verbetering van boerderijen konden hooi, vee en akkerbouwprducten beter worden beschermd. Tevens leidde een rationelere indeling van de gebouwen tot een efficientere aanwending van arbeid. c. Een teken van kapitaal intensievere landbouw is ook het opkomend gebruik van de watermolen. (7) Aan het begin van de 16e eeuw overheerst in Friesland nog het middelgrote bedrijf, waarvan een gezin kon bestaan, gedeeltelijk met nevenwerkzaamheden in de ambachtelijke sfeer. (8) De agrarische productie had nog een enigzins zelfverzorgend karakter gezien de akkerbouw die men overal ook in de weidestreken aantrof. In de loop van de volgende drie eeuwen heeft zich een differentiatieproces voltrokken, enerzijds in het ekonomisch leven een uiteengaan van de agrarische sector en de niet-agrarische sectoren, anderzijds binnen de agrarische sector een uiteengaan van veehouderij en akkerbouw. Overstromingen en misoogsten Bij de beschrijving van het productiesysteem in de middeleeuwen is reeds ter sprake gekomen, dat de boeren veel last hadden van overstromingen. Dit is ook in de 17e en 18e eeuw het geval. In zijn algemeenheid kan worden gezegd, dat het nadeel van overstromingsrampen niet alleen school in de verhoging van de dijklasten, maar ook in de vermindering van de productie. (9) Vooral in de 16e eeuw komen overstromingen veel voor, dit is een periode waarin de zee in de aanval is, terwijl de organisatie van de verdediging ertegen nog in opbouw is. Dwz tot deze tijd moesten partikulieren en afzonderlijke dorpen zonder algemene dijkcontributies voor het onderhoud zorgen. (10) In de Beneficiaalboeken zijn aanwijzingen te vinden, dat de boeren ook werden getroffen door droge, natte jaren of door planten en dieren ziekten. Daaruit blijkt wel, dat de natuurlijke invloeden op de oogstuitslag groot moet zijn geweest, en de bedrijfsuitkomsten in de landbouw wisselvallig. Veelvuldig zijn er jaren van misoogst, schaarste, duurte en zelfs hongersnood. Bij dit artikel is gebruik gemaakt van de volgende boeken: J. Faber- Drie eeuwen
Friesland. Economische en Sociale ontwikkelingen van 1500 tot 1800. Wageningen
1972 Noten
|