Aanleg van dijken in de 19e eeuw en kanalisatie van rivieren In voorgaande hoofdstukken hebben we gezien, dat de bevolking in de loop der eeuwen veel last had van overstromingen. Dit was ook in de negentiende eeuw het geval; vooral de overstromingsramp van 1825 sprak tot de verbeelding. In Munnekeburen ten westen van de Grindweg ontstond tijdens de overstroming in 1825 een drijfbron. De bron gaf enkele dagen zoet water, waar de bevolking dankbaar gebruik van maakte. Na enige tijd was de bron ook weer verdwenen. De provincie onderzocht dit verschijnsel. Na de ramp van 1825 nam men maatregelen om de dijken te versterken. In 1827 en 1828 schijnen de Lindedijken reeds te zijn verzwaard en verhoogd. Aansluitend op de noordelijke Lindedijk ten zuiden van Oudetrijne werd in 1829 een nieuwe zuidelijke dijk aangelegd, de Nieuwe of Provinciale Lindedijk. Deze dijk liep naar Oldemarkt en ging vandaar op grote afstand van de rivier door tot Het Klooster. Daarna liep de dijk dichter langs de oever naar de Waaijersluis bij Kuinre. Op het punt waar de nieuwe zuidelijke Lindedijk begon, ongeveer drie kilometer ten noorden van Oldemarkt, werd een dubbele schutsluis, de Lindesluis, aangelegd. Deze werd later vervangen door een keersluis die alleen dienst deed bij doorbraak van de Zuiderzeedijken.
dijken en waterwegen bij Kuinre in 1850 Op bovenstaande kaart een overzicht van
dijken en waterwegen bij Kuinre in 1850
In 1833 en 1834 waren er opnieuw zware stormen, waardoor de dijken weer grote schade opliepen. De zeedijken werden vervolgens van steenglooiingen voorzien en in 1842 werd de Linde bij Kuinre afgesloten. Vanaf het punt waar de Linde van de zee werd afgesloten werd een nieuwe dijk aangelegd langs de westoever van de Kromme Linde, die aansloot op de Statendijk bij Slijkenburg. Voor de uitwatering van de Linde werd in 1842 in Kuinre een waaiersluis gemaakt. Het was een keersluis die als 'Sas' bekend stond. Vanwege de waaierdeuren daarin, werd deze sluis ook wel de Waaijersluis genoemd. De Bij- of Tussenlinde werd bij Slijkenburg door de nieuwe dijk van de Linde afgesloten. De Worstsloot werd verruimd en tot een buitenkanaal van de Tjonger gemaakt. Vanaf de nieuwe waaiersluis bij Kuinre werd een kanaal gegraven naar Slijkenburg. Dit kanaal loopt aan de westzijde van de nieuwe Lindedijk tussen Slijkenburg en Kuinre, en lag dus buitendijks. Men sprak over het Nieuw Kanaal. De Tussenlinde had via dit Nieuwe Kanaal achter Kuinre een open verbinding met het IJsselmeer. Aan het einde van de negentiende eeuw, in 1884 of 1886, zijn twee grote bochten van de Linde onder Nijetrijne afgesneden. De Linde werd hier dus rechter gemaakt. Dit is nu nog in het landschap herkenbaar, omdat de oostzijde van de Linde op deze plaats bij Friesland hoort, en de grens hier dus een rare bocht maakt. Over deze twee lussen in de Linde is al gesproken in hoofdstuk 4. Daar vertelde ik dat men bij de grote lus sprak van de Kromme Rakken of Overhaeken. De kleinste lus werd de Kleine Linde genoemd. Aan de Kleine Linde stond een boerderij die nu afgebroken is. Naast het afsnijden van de twee grote lussen kreeg de Lindedijk in deze jaren een kleibekleding. Toen de beide lussen in 1916 gedempt werden met Lindebagger, werd het weiland dat zo ontstond de Utterdiek genoemd.
![]() Benedenloop van de rivier de Lende onder Slijkenurg ![]() Brug bij de Driewegsluis Ook is er een toespraak beschikbaar waarin de geschiedenis van de brug en haar huidige constructie vanaf 2006 wordt uitgelegd. De Driewegsluis is een combinatie van twee schutsluizen en een keersluis, zodat ondanks de verschillende waterstanden schepen van de Helomavaart naar de boven- en benedenloop van de Linde konden varen of omgekeerd. De bovenloop en de benedenloop van de Linde hebben op deze plaats ook verschillende waterstanden, zodat ook hier een schutsluis noodzakelijk was. De keersluis bij Kuinre, de 'Sas' werd omgebouwd tot een schutsluis, waarmee een einde kwam aan de periode, dat de Linde een getijdenrivier was. De rivier werd na de aanleg van de Driewegsluis door drie schutsluizen in vier panden verdeeld. Het eerste pand liep van de waaijersluis bij Kuinre naar het IJsselmeer en werd wel de Haven van Kuinre genoemd. Het tweede pand liep van de Waaijersluis of Sas bij Kuinre naar de Helomasluis of Driewegsluis. Van hier uit kon geschut worden naar de Helomavaart, het tweede pand en het derde pand. Dit derde pand lag tussen de Driewegsluis en de schutsluis met stuw bij Nijeholtpade. Het vierde pand strekte zich uit tot de weg van Oldeberkoop naar Noordwolde. Ten noorden van die weg was de Linde niet bevaarbaar en diende de rivier alleen voor de afwatering. In 1973 nam de moderne Linthorst Homansluis de functies van de Driewegsluis over. De Driewegsluis werd in 1995 gerestaureerd maar heeft geen functies meer bij het waterbeheer. Kanalisatie van de Tjonger De middenloop van de Tjonger werd van 1886 tot 1888 over een lengte van 35 km gekanaliseerd. Dit zogenoemde Tjongerkanaal had een diepte van 1.80 m en een bodembreedte van 7.50 m. Men begon in 1886 met het uitbaggeren van de rivier van de Pier Christiaansloot tot de Rotstersloot en bij de grens tussen Oost en Weststellingwerf. Reeds in mei van dat jaar werd een begin gemaakt met het afdammen van de Engelenvaart. Eind november 1886 is de kanalisatie voor een groot gedeelte voltooid; de bewoners van Oudeschoot, Mildam en Nijehorne zijn blij met de kanalisatie, omdat het nieuwe economische activiteiten met zich meebrengt, hoopt men. Eind maart 1887 werken 600 man aan de kanalisatie; er wordt besloten dat de geïsoleerde dorpen Makkinga en Oldeberkoop door een vaart met het Tjongerkanaaal zullen worden verbonden. Op 15 april 1888 komt het werk echter stil te liggen; er breekt een staking uit onder de kanaalgravers die werkten aan de beschoeiing. Deze arbeiders trokken in de omgeving rond met een rode vlag waarop stond: 'vrijheid, gelijkheid, broederschap'. Adrianus van Emmenes, een prominente figuur uit de socialistische Sociaal Democratische Bond speelde een belangrijke rol bij deze staking. Daarna leidde van Emmenes vele veenstakingen waaronder tweemaal in Weststellingwerf. De staking van de kanaalgravers aan het Tjongerkanaal paste in een reeks van stakingen die in dat jaar plaatsvonden. Zo staakten op 23 april 1888 in de Grote Veenpolder van Weststellingwerf de veenarbeiders. Ze hadden vooral bezwaar tegen de gedwongen winkelnering. De stakingen breidden zich uit, toen een week later de grote groep losse arbeiders verscheen. Deze waren afkomstig van het hierboven genoemde werk aan het Tjongerkanaal. Het zou te ver voeren, in dit boek over veldnamen nader in te gaan op de grote waterstaatkundige werken die na het begin van de negentiende eeuw zijn uitgevoerd en de reacties van de bevolking daarop. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw werden vele veranderingen in het cultuurlandschap aangebracht. De aanleg van de Afsluitdijk en de Noord Oost Polder betekenden het definitieve einde van de Linde en de Tjonger als open rivieren, die uitmondden in zee. De zee, Linde-en Tjongerdijken verloren daarmee grotendeels de functie die ze eeuwenlang hadden gehad. Ook de schutsluis bij Kuinre had geen functie meer en werd daarom in 1958 gedempt. In 1991 is de sluis opgegraven, hersteld en geschikt gemaakt voor de recreatievaart.
|