Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden


 


Neolithicum

vvJonge Steentijd of Neolithicum (5500 – 2000 v. Chr.)

De Jonge Steentijd of Neolithicum (neo betekent ‘nieuw’ en lithos betekent ‘steen’) begint in ons land als de mensen met landbouw beginnen.

In de eerste helft van 2015 werden in de gemeente Dalfsen spectaculaire vondsten gedaan uit de tijd van de hunnebedbouwers. Niet alleen in Drenthe maar ook in Overijssel woonden de mensen van het trechterbekervolk. Zie unieke vondsten in Dalfsen.

Zo'n 5000 jaar geleden vestigden de eerste landbouwers zich in het vruchtbare löss-gebied van Zuid-Limburg. Ze worden door archeologen aangeduid als 'bandkeramische boeren'. Die naam danken zij aan de bandvormige versiering op hun aardewerken potten, de lineaire bandkeramiek.
Vroeger dachten onderzoekers dat de invoering van de landbouw een enorme stap vooruit was. Tegenwoordig weten we dat het in werkelijkheid een langdurig proces was dat zich in de verschillende delen van Nederland in zijn eigen tempo voltrok. (Zie ook kritiek op periodisering)
Zo hield men in de waterrijke gebieden nog heel lang vast aan de vertrouwde en succesvolle bestaanswijze van jagen en verzamelen. Pas omstreeks 2000 v.Chr. waren de inwoners van Nederland definitief overgestapt op de landbouw. Daarom zijn er in de tijd van het neolithicum verschillende groepen en culturen te onderscheiden die zich meer of minder hebben gericht op jagen, verzamelen en landbouw. Omstreeks 5000 jaar geleden woonde in het gebied van de Flevopolders bij Swifterband een groep mensen die de Swifterbandcultuur werd genoemd. Zij leefden dus vanaf het begin tot halverwege de tijd van het neolithicum. Zij hielden zich nog weinig met landbouw bezig. In het midden-neolithicum, dus omstreeks 3400 tot 2800 v Chr leefde in Nederland het Trecherbekervolk, dat bekend is vanwege de hunnebedden.

vv Hunebed te Diever

Dit Trechterbekervolk woonde dus ongeveer 3000 jaar geleden, op de hoger geleden zandgronden. Het was een boerenvolk dat door de archeologen zo genoemd werd vanwege de vorm van het aardewerk dat ze gebruikten. Zij bouwden grafkelders voor hun doden met zeer zware keien van wel 5000 kilo, de hunebedden. Voor het bouwen van een hunebed waren tientallen mensen nodig, die gebruik maakten van lange touwen en boomstammetjes die als hefbomen dienden en waarover de keien konden worden verrold. Wat u hierboven ziet zijn de resten van een hunebed te Diever; oorspronkelijk waren de gaten tussen de keien opgevuld met kleinere stenen en grond. De ingang was aan de zuidzijde. Hunebedden komen veel voor in ons land. Ook in Denemarken en Duitsland zijn hunebedden te vinden.

vv De webstek van Frans Meijer over de geschiedenis van de hunnebedden

We vinden oa ook twee hunebedden aan de voet van de Havelterberg. Ook deze hunebedden vormden zo'n 3000 jaar v. Chr. een begraafplaats voor meerdere generaties. In eerste instantie was ook hier het geheel bedekt door een heuvel. Al in 1918 zijn de hunebedden onderzocht door professor E.A. van Giffen, waarbij veel vondsten zijn aangetroffen. Het trechterbekervolk was een volk van landbouwers. Ook bij Paasloo zijn aan de Horstweg sporen aangetroffen van de Trechterbekercultuur.(1)

Er zijn nog veel meer culturen in het neo-lithicum te onderscheiden, genoemd naar belangrijke vindplaatsen, zoals de Klokbeker-cultuur aan het eind van het neo-lithicum bij de overgang naar de Bronstijd, de Enkelgraf-cultuur enige tijd daarvoor, de Vlaardingencultuur, de Hazendonk 3 cultuur, de Michelsberg-cultuur, etc.

Omdat de mens steeds plaatsvaster werd, veranderde het dagelijks leven ingrijpend. Aan de archeologische resten is goed te zien dat er veel energie werd gestoken in de inrichting van de woonomgeving. Er werden stevige huizen van hout gebouwd, zoals bij Elsloo (Limburg). Daarvoor gebruikte men zware bijlen van steen. Voedsel werd bewaard in aardewerken potten, die we in allerlei soorten en maten hebben teruggevonden.
Uit het Neolithicum kennen we ook de eerste monumentale begravingen, zoals de hierboven genoemde hunebedden of grafheuvels. Door de overgang naar het boerenbestaan veranderde de relatie tussen de mens en de natuur ingrijpend. Er werden bossen gekapt voor de aanleg van akkers en door fok en veredeling werden nuttige planten- en diersoorten geschikt gemaakt voor huiselijk gebruik.

Een bijzondere vondst

vv Op het landgoed de Eese bij Steenwijk werd in 1961 bij het uitbaggeren van de zwemvijver bij het aldaar aanwezige kasteeltje een pre-historisch wagenwiel gevonden. Het wiel met een doorsnede van 92 centimeter behoort tot de oudste houten wielen van de wereld. Onderzoekers hebben het gedateerd op 2075 v Chr. Het wiel is daarmee een van de oudste ter wereld en uniek voor Nederland. Het is ook bijzonder dat het wiel niet uit segmenten bestaat, maar één geheel is. Ook was bij het opbaggeren nog een deel van de as aanwezig. Het vele eeuwen oude wiel bleef zo goed bewaard, omdat het in het veen van de kasteelvijver van De Eese in Eesveen was verzonken. Het wiel is destijds geconserveerd en waar nodig met kunsthout opgevuld om het geheel te bewaren. Het wiel is momenteel aanwezig in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Dit museum beschikt ook over andere vondsten uit de regio, zoals twee geslagen bijlen, een vuurstenen dolk en hamerbijl. (2)

Het wiel is een aanwijzing dat transport een rol speelde in de economie. Uit deze tijd kennen we ook de oudste wegen. Het meest in het oog springend zijn de houten wegen die in de venen werden aangelegd. Vooral uit Drenthe zijn ze bekend. Ze zijn gebouwd om een veilige oversteek te waarborgen tussen de droge zandgronden. De wagens werden voortgetrokken door ossen. Het paard als trekdier kwam pas tijdens de ijzertijd algemeen in gebruik.

(1) De Silehammer, Officieel orgaan van de Historische Vereniging IJsselham. jrg 27/3 september 2019 blz 37. De vondsten werden gedaan door de amateurarcheoloog Gerrit Jonker.

(2) Bron: De Stentor, 30 september 2005

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende