Geschiedenis van de Stellingwerven en Noordwest Overijssel (Steenwijkerland)

Historische feiten, wetenswaardigheden en analyses over de vroegste tijden tot heden



Oorlogen in de middeleeuwen

In de loop van de 14e eeuw worden de drie belangrijkste Hanze-steden in Overijssel (Zwolle, Deventer en Kampen) steeds belangrijker en machtiger en trachtten zij hun achterland zoveel mogelijk uit te breiden. Voor de Hanzesteden gold, dat een zeer uitgestrekt achterland nodig was voor het in stand houden van de voedselvoorziening. Het agrarisch productiesysteem produceerde immers slechts in beperkte mate overschotten voor de markt. De zwakte van de Hanzesteden was, dat in dit achterland allerlei vorsten door tolheffingen of zeeroverij een graantje van de toenemende handel probeerden mee te pikken. Een voorbeeld daarvan zijn de heren van Kuinre. Dit kon voor de handel zeer belemmerend werken. De kooplieden probeerden nu door een koalitiepolitiek met de bisschop van Utrecht de macht van de lokale potentaten zoveel mogelijk in te perken. De bisschop op zijn beurt was door geldgebrek tot deze samenwerking genoodzaakt. Al in 1336 was bisschop Jan van Diest genoodzaakt het land Overijssel te verpanden aan de graaf van Gelre, met uitzondering van Kampen. Deze graaf probeerde eerst zijn invloedssfeer uit te breiden. In 1336 vond een treffen plaats tussen deze graaf en waarschijnlijk Stellingwervers, die eerst het kasteel in Vollenhove veroverden maar daarna in augustus bij Baerle-Syle werden verslagen. In de eerste helft van de veertiende eeuw horen we steeds meer van verschillende steden, die invloed in de Stellingwerven trachtten te verkrijgen, om hun achterland zo groot mogelijk te maken. De Stellingwervers waren bang voor de toenemende macht van de Overijsselsche Hanzesteden. Daarom zochten zij andere bondgenoten. Groningen is al aktief in 1337. In 1357 werd een verbond gesloten tussen Stellingwerf, Schoterwerf en Groningen. Dit mocht echter niet baten. Kampen, Deventer en Zwolle en enkele kleinere steden uit het Oversticht riepen de hulp van de bisschop in, om plunderingen, zeeroverij en rooftochten van lokale potentaten te bestrijden in de grensgebieden van het Sticht. Daardoor zou een ongestoorde handel mogelijk worden. Het is uiteindelijk de krachtige bisschop Jan van Arkel, die er samen met de steden in slaagt, dit doel althans gedeeltelijk te bereiken. Van Arkel slaagt erin, de heren Zweder van Voorst, de heren van Kuinre en de Stellingwervers aan zich te onderwerpen. Het zijn de kooplieden, die het Jan van Arkel mogelijk maken de verpanding van het bisdom aan de hertog van Gelre weer in te lossen in 1346. En het zijn de kooplieden, die het de bisschop van Utrecht mogelijk maken de heerlijkheid Kuinre niet met militaire middelen in handen te krijgen maar gewoon te kopen aan het einde van de veertiende eeuw. (1)

In 1361 voert de bisschop twee maal een strafexpeditie uit in in de Stellingwerven, wanneer de boeren de opgelegde schattingen niet wensen te betalen. Bij de tweede tocht wordt Blesdijke verbrand. In 1380 wordt een verdrag gesloten met bisschop Floris. In augustus 1382 echter wordt een bisschoppelijke functionaris, Everde van Essen, door inwoners van Spangen, Scherpenzeel en Munnekeburen gevangen genomen en vermoord. De Stellingwervers beroven zijn lijk en worden door de bisschop zwaar gestraft door onteigening van hun bezittingen. De oorkonde daaromtrent wordt echter pas in 1388 opgesteld na aanklachten van de verwanten van Everde van Essen.

In 1386 zijn er verdragen met Kampen en weer met Groningen. In 1395 sluit bisschop Frederik weer een verbond met de Friezen, die hierin een waarborg zagen tegen de graaf van Holland. Het verdrag met Groningen werd daarbij losgelaten. (de twee partijen waren dus blijkbaar elkaars tegenstanders). De Stellingwervers doen voor het eerst aktief met de Friezen mee wanneer in augustus 1396 hertog Albrecht van Holland op de Friese kusten landt. Juw Juwinga en de zijnen verloren echter de strijd. Twee jaar later zond de graaf weer een leger en de afloop werd de Friezen noodlottig. Stellingwerf, Lemsterland en Kuynre traden het laatst toe tot het verdrag dat tot stand kwam. Het oostelijk gedeelte van de Stellingwerven wordt daarbij niet genoemd.

Er rijzen in 1408 weer konflikten tussen de bisschop van Utrecht en de Stellingwervers over de pacht van landerijen bij IJsselham. Aan het begin van de veertiende eeuw waren er ook conflicten geweest over deze graslanden. Over de verpachting van de landerijen wordt dan een overeenkomst gesloten, maar in 1413 voeren beide partijen weer oorlog, omdat de boeren niet bereid waren de opgelegde schattingen te betalen. In juni 1413 is de bisschop tot twee maal toe over de Linde Friesland binnengevallen, waarbij Berkoop werd geplunderd. Er vond een treffen plaats bij Peperga, dat door de stellingwervers werd verloren, zodat ze moesten vluchten. De bisschop trok rovend en plunderend terug, en vernielde daarbij een kasteel te Spangen. Magge schrijft over deze gebeurtenissen: "Daerop het bisschopsvolk geheel Stellingwerf geplondert en verbrant, ende een schoon kasteel te Spangen, worden ook vele Friezen verslagen". Vertegenwoordigers uit andere Friese streken en van Deventer, Kampen en Zwolle waren getuige bij de overeenkomst, tussen de Stellingwervers en de bisschop. De boeren moesten voor iedere morgen land een belasting betalen.

In 1456 werd er in de Zevenwouden een verdrag gesloten gericht tegen de invloed van Philips van Bourgondie. De onderlinge twisten bleven echter voortduren en de Stellingwervers belven in deze strijd een zelfstandige positie innemen, zo sloten zij in 1461 een verdrag met Drente en in 1473 en 1485 verdragen met Groningen. In 1472 overvallen de stellingwervers het Duitse huis in Schoten en de landcommandant verzoekt hen onder interdict te leggen.

Waarom werden de Stellingwervers niet definitief onderworpen in de middeleeuwen?

In de late middeleeuwen probeerde een veelheid aan lokale heersers zijn macht uit te breiden en bevolkingsgroepen aan zich te onderwerpen. Dit gebeurde ook in gebieden zoals Friesland waar geen feodaal systeem bestond. De bisschop van Utrecht probeerde de Stellingwervers te onderwerpen en vele oorlogen zijn gevoerd om dit te realiseren. Er waren ook oorlogen tussen elkaar bestrijdende machthebbers, zoals de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht. De graaf van Holland deed in 1398 bijvoorbeeld invallen in Friesland.

verschillende kroniekschrijvers berichten, dat de bisschop bij sommige van de oorlogen Stellingwerf niet in kon trekken omdat door het slechte weer de wegen onbegaanbaar waren geworden. De grote moerassen vormden moeilijk te nemen barrières voor de middeleeuwse legers en toch optrekken naar een gebied als Stellingwerf kostte veel geld. En juist de bisschop van Utrecht en de graven van Holland werden wat dat betreft sterk in hun mogelijkheden beperkt. Ze beschikten over te weinig inkomsten om in een vijandig gebied aan de grenzen van hun machtsterritorium gedurende lange tijd een staand leger te positioneren. Ook kan de reeds genoemde gestaag toenemende betekenis van het geld en de toenemende handel van de boeren in de Stellingwerfse samenleving in de middeleeuwen in herinnering worden gebracht. Ik sprak daarover bij de conflicten over grasland bij IJsselham. Intermediaire middeleeuwse samenlevingen kenden als gevolg daarvan vaak ook grote verschillen tussen arm en rijk. Hoe de sociale structuur er in Stellingwerf uitgezien heeft daar weten we weinig van. Hoeveel boeren waren pachters? Hoeveel 'eigenerfde' boeren waren er, d.w.z. boeren die werkten op land, dat hun eigendom was? Was er een groep landlozen? Wij weten er weinig van.

Wel is duidelijk dat de katholieke kerk ook in Stellingwerf als een grootgrondbezitter kon worden beschouwd en dat veel land in handen was van kerkelijke instellingen, zoals ook het Convent van Schoten. Verder van de Heren van Kuinre. Wellicht woonden er in Stellingwerf rijke boeren en/of handelaren, die -wellicht in samenwerking met andere rijken uit aangrenzende gebieden- in staat waren de militaire strijd tegen de bisschop van Utrecht te organiseren en te bekostigen. In dit verband zijn er aanwijzingen dat functionarissen van de bisschop in het Land van Vollenhove met de Stellingwervers samenwerkten. Een voorbeeld is een oorkonde uit 1388, waarin bisschop Florens goederen verbeurd verklaart die toebehoorden aan inwoners in Stellingwerf en het Land van Vollenhove. Het blijkt, dat Stellingwervers uit Spanga, Scherpenzeel en Munnekeburen in samenwerking met inwoners van het Land van Vollenhove een bisschoppelijk belastinggaarder, Everde van Essen, in 1382 de hersens hebben ingeslagen. Met name de familie Scuring moet het bij de reactie van de bisschop ontgelden. Het blijkt, dat de zonen van Johan Scuring, in Spanga wonen en bij de misdaden betrokken zijn. In de oorkonde worden hun aanzienlijke bezittingen in het Land van Vollenhove opgenoemd. Tevens staat er in de oorkonde een rij namen van andere 'vredebrekers' en een rij namen van aanzienlijken die de oorkonde van de bisschop ondertekend hebben. De familie Scuring moet in deze tijd dus aanzienlijke bezittingen hebben gehad, zowel in Stellingwerf als in het land van Vollenhove. De oorkonde wijst erop, dat er coalities waren tussen boeren in Stellingwerf en rijken in het Land van Vollenhove.. De oorkonde moet verder worden onderzocht, bijvoorbeeld om de identiteit vast te stellen van de andere 'vredebrekers' die in de oorkonde opgesomd worden.

Hoewel we weinig over de sociale structuur in het middeleeuwse Stellingwerf weten, zou bovenstaande oorkonde erop kunnen wijzen, dat er in de dorpen tegenstellingen waren tussen arm en rijk, meer dan bijvoorbeeld op de zandgronden in Drenthe.

Laatst gewijzigd 22-07-2015.

(1) Zie voor de geschiedenis van van Arkel: Dr C.A. Rutgers- Jan van Arkel, bisschop van Utrecht. Bijdragen van het Instituut voor Middeleeuwse geschiedenis der Rijksuniversiteit Utrecht-XXXIV Groningen 1970.

samenstelling tekst en lay out pagina:
Piet van der Lende