Oldetrijne Oudste geschiedenis/ontstaansgeschiedenis Wat betreft het ontstaan van het dorp kan ik verwijzen naar de theorie
over het ontstaan van Sonnega, Olde en Nijetrijne zoals die bij de geschiedenis
van Nijetrijne wordt behandeld. Oorspronkelijk zou er een dorp zijn geweest,
Trine, dat na verloop van tijd werd gesplitst in Oldetrijne, Westtrinde
(Nijetrijne) en Osttrinde (Sonnega). Dit zou ook kunnen verklaren, waarom
de kerk van Oldetrijne vroeger zo rijk was. Oorspronkelijk gold de kerk
van Oldetrijne misschien voor een veel groter gebied, waar de bezittingen
uit voort komen. In verschillende dorpen lagen stukken land, die 'belasting'
verschuldigd waren aan de kerk in Oldetrijne. Ook had de kerk veel landerijen
in bezit. De broeklanden bij IJsselham en Oldemarkt, die zo’n grote
rol hebben gespeeld in de middeleeuwen, waren gedeeltelijk ook eigendom,
dus in de 16e eeuw en later, van de kerken in Oldetrijne en Sonnega. In
Oldelamer worden in 1772, tien jaar later dan in de meeste andere dorpen,
de pastorielanden verkocht en in 1794 besteed men de afbraak van de oude
kerk en de bouw van een nieuwe kerk aan. ![]() Kerk te Oudetrijne De kerk die in 1794 werd gebouwd is inmiddels ook alweer afgebroken. Aan het eind van de 19e eeuw werd een nieuwe kerk gebouwd. Hiernaast ziet u die kerk van Oudetrijne, die in deze tijd van ontkerkelijking is omgetoverd tot dorpscentrum. Het dorp wordt in ieder geval al genoemd in de oorkonde van 1320, waar de naam Oldentrinde naar voren komt. (Zie de inleiding op de dorpsgeschiedenissen) Over de kerkelijke geschiedenis komen we meer te weten uit de institutieregisters. 21 februari 1499 is er de institutie van Henricus Clynse tot de parochiekerk
van Oldetrinde in het aartsdiaconaat Stellingwerff,
vacant door resignatie van Jacobus de Inchusen, krachtens
presentatie van fabriekmeesters en 'burones' der
parochie, met bevel tot inbezitstelling bepaaldelijk aan
den deken Henricus Henrici ten Velde, cureit te Vollenhoe. Oudetrijne blijkt in de 16e eeuw ook over een vicarie te beschikken. ![]() Oude schoolfoto van de leerlingen en onderwijzers op de lagere school in Oldetrijne. In 2020 vond een van de nazaten van een leerling op de foto de afbeelding in een inboedel. De datum op de lei is niet te lezen. Het zal gezien de kleding eind negentiende eeuw/begin twintigste eeuw geweest zijn. Wie meer informatie over de foto heeft, bv van wanneer die dateert en wie erop staan, kan mailen naar stellingwerven@dds.nl wegdorpenstructuur Oldetrijne en Sonnega zijn zoals zoveel dorpen in Weststellingwerf wegdorpen met een binnenweg (nu de Kerkhofslaan in Oldetrijne en de Sonnegaweg in Sonnega) en een Buitenweg, nu de Pieter Stuyvesantweg. De dorpsgebieden van Oldetrijne en Sonnega worden begrensd door de Scheene in het noord-westen, de Linde in het Zuid-Oosten en in het noord-oosten door het dorpsgebied van Wolvega en in het Zuid-westen door het dorpsgebied van Nijetrijne. In de Floreencohieren van 1858 wordt bij de benaming akker steeds aangegeven, dat het land tussen de Kerkhofslaan en de Scheene lag. Hooiland, strekkende in de Scheene, land, de Nieuweweg naar de Scheene. (3) Wat betreft de ligging van de kampen kan worden aangenomen, dat deze zich vrijwel altijd tussen Binnen en Buitenweg bevinden. In de Floreencohieren van 1858 wordt bij de kavels en soolsteden van Oldetrijne bijna eentonig de benaming ‘kamp’ gekoppeld aan de omschrijving: land, de Nieuweweg-de Oudeweg. Deze koppeling komt achtmaal voor. Verder wordt de benaming kamp nergens genoemd in de floreencohieren van 1858 bij Oldetrijne. Al met al kan net als in de Grote Veenpolder de conclusie worden getrokken, dat de benaming akker in zijn algemeenheid gold voor land tussen Binnenweg (Kerkhofslaan) en Scheene en de benaming kampen voor land tussen Binnenweg (Kerkhofslaan) en Bovenweg (Pieter Stuyvesantweg) maar dat er incidentele uitzonderingen mogelijk zijn. Op verschillende kaarten staan wel de Weeren getekend, in het gebied van het latere waterschap met die naam. De weeren worden gescheiden door brede sloten De aanduiding maden, weren, uitterdijken, roeden komen we evenals in de Groter Veenpolder ook in Oudetrijne tegen als aanduiding van dichter langs de rivieroevers gelegen land. De benaming Broek(landen) komt minder voor. Deze benamingen vinden we wel veel aan de overzijde van de Linde, tussen Oldemarkt en Kuinre Economische activiteiten in de 19e eeuw Wat Oldetrijne betreft vermeld de hoofdonderwijzer in 1858 dat het dorp bestaat uit 1800 bunders. (4) De bodem is 3/8 zand en 5/8 veen, verdeeld in 600 bunder weiland, 1100 bunder hooiland, 60 bunder bouw en 40 bunder bos. (4) Of dit allemaal wel klopt is niet zeker, want van der Aa zegt omstreeks dezelfde tijd, dat er in Oldetrijne geen bouwland meer is. In Oldetrijne en Sonnega was er bijvoorbeeld in de 19e eeuw niet alleen
sprake van landbouw. Anne Piers Fabriek was windmolenbouwer in Oldetrijne.
(Zie geneologie) Hoe leefden ze?/samenwerkingsvormen Wat betreft de manier waarop de mensen leefden wordt een en ander duidelijk
uit een interview dat ik had met Hendrik Zijlstra die in Oldetrijne is
opgegroeid. In de jeugd van Hendrik werd door een speciale klokkenluider
driemaal per dag de klok geluid. S 'morgens om 8 uur, om 11 uur en om
4 uur. In zijn jeugd was Lolke Visser de klokkenluider, later Andries
van der Zee. Soms liet Lolke het klokkenluiden over aan zijn vrouw. Bij
het overlijden van een dorpsbewoner werd een hele tijd de klok geluid.
Als er iemand begraven werd, dan werd gedurende de begrafenis konstant
de klok geluid, dus vanaf het moment dat men het kerkhof opging tot het
moment, dat ze terugkwamen. Het overlijden werd huis aan huis aangezegd
door een 'rondzegger'. 'Dat heden is overleden in de ouderdom van x jaren'
volgde de naam van de overledene en het tijdstip van overlijden. In de
jeugd van Hendrik Zijlstra was Titus Schippers de 'rondzegger'. Deze gewoonten
vonden we ook oa in Slijkenburg waar
Trijntje van der Lende werd geinterviewd. In de tweede helft van de 18e eeuw was er nog sprake van het zogenaamde
niaarrecht. Uit het kasboek van de diaconie van Oldetrijne blijkt, dat
de diaconie ook van dit recht gebruik maakte. Op 20 september 1779 wordt
in dit kasboek als uitgave genoteerd: ‘ Aan de notaris Livius Radijs
wegens een koopbrief wegens ’ t huisje op de Oudeweg geniaart door
de diaconie van de Oldelemmer en Oudetrijne, 6-14-12’. Wanneer een
eignaar van een onroerend goed dit wilde verkopen aan iemand anders, werd
daarvoor een koopakte opgesteld waarin de voorwaarden stonden en het onroerend
goed werd omschreven. Familieden van de oorspronkelijke eigenaar en sommige
buurtbewoners konden echter bezwaar maken tegen de verkoop. Een deel van
de tekst van de koopakte werd door de dorpsrechter op het rechthuis en
in de plaatselijke kerk afgeroepen (geproclameerd). De nieuwe eigenaar
kon pas over zijn bezit beschikken, wanneer de koop driemaal was geproclameert
en er geen bezwaar was aangetekend. Pas dan werd het onroerend goed overgedragen
(getransporteerd). Er was dus een verschil tussen koop en overgang van
het onroerend goed. Familieleden en ‘naastliggers’, dus bijvoorbeeld
een boer met land naast het land dat men wilde verkopen konden bezwaar
maken. Men zei dan, dat een beroep werd gedaan op het recht van niaer.
Dit is een naastingsrecht dat teruggaat op het oud-Germaans recht, dus
op het geldend recht voor de invoering van het Romeins recht. Volgens
dit oude recht was men slechts beheerder van onroerend goed en geen eigenaar.
Het goed behoorde aan de familie of aan de buurtschap.Toen vervreemding
mogelijk werd, dwz het partikuliere eigendom werd mogelijk, behielden
de ‘naastliggers’ en de familieleden het recht van niaer.
Hetgeen betekende dat het onroerend goed eerst aan hen aangeboden moest
worden tegen ¾ van de prijs. Dit prijsvoordeel is later verloren
gegaan, maar het niaer recht is tot 1811 blijven bestaan. Er moet in Oldetrijne ook een soort weiderecht van de dorpsbewoners/boeren hebben bestaan. Daarop wijst de uitdrukking ‘ 1 scheer of koeweide op de Maden in Oldetrijne. (8) 1 scheer zou dan betekenen: het recht om 1 koe op de maden te weiden. Aangezien er staat: 1 scheer of koeweide, kan het ook een oppervlaktemaat zijn vind ik. Volgens Naarding is scheer echter verwant aan skar of schar, dat verwijst naar het scharrerecht, het recht om vee in te scharen op de gemeenschappelijke weiden. De Merriemaden aan de oevers van de Linde in Oldetrijne waren in vroeger tijden gemeenschappelijk bezit. (9) Er is een boek verschenen met een inventarisatie van veldnamen in het dorpsgebied. Piet van der Lende - Veldnaemen van Stellingwarf diel VI - Ooldetriene en Sunnege. Stichting Stellingwarver Schrieversronte Berkoop 2009. Boek in pdf (1) Kok 1958
|