Scherpenzeel
Hiernaast
ziet u de kerktoren van de kerk in Scherpenzeel. De foto is genomen in
de winter van 1995 voor de restauratie.
In een oorkonde uit 1245 neemt
paus Innocentius IV het klooster Sint Odulf met haar bezittingen te Staveren
onder zijn bescherming. In de oorkonde wordt gesproken over 'grangiam
d'insula Urck, in Scerpensele, Gaesterdorp'. (Uithoven op het eiland Urk,
in Scherpenzeel, Gaesterdorp.)(1) In de oorkonde van 1320 staat de naam
Nieuskerpensele. Mulder meent, dat de toevoeging 'nieu' bij Skerpensele
een vergissing is. (2) andere bronnen De Beneficiaalboeken vermelden vervolgens de naam:
Scharpenzeel (of: Scarpen-Scerpenzeel, ook zonder n).In de verschillende
versies van de kroniek van Worp van Thabor staan de namen: Scarpenseel,
Scarpenzeel, Scarpenseell, Schaprenzeel. Volgens van der Tuin is Scherpenzeel
ontstaan uit 'scarpen' en 'sele', met de betekenis van 'een scherp omlijnde
verhoging in een overigens vlak laagveengebied (3) De Groot deelt deze
mening. Hij wijst op vele veldnamen met 'scherp' zoals in 1116 Scarpensele
in Zuid Limburg, Scherpenborg, Scherpenkate, Scharphof, Scherphuis, Scherpenheuvel
bij Sluis en in België en Scherpenisse op Tholen. In Duitsland vinden
we Scharfenberg en Scharfenstein en in Engeland Sharpenhoe (Scarpeho),
Sharperton en Sharpness. De Engelse namen zouden terug te voeren zijn
op het Oud Engelse 'scearp', dat betekent: steil, sterk hellend, hooggelegen.
Ook dit leidt tot: Scherpenzeel betekent steile verhoging in een vlak
gebied.(4) professor Huisman
Een geheel andere
mening heeft professor Huisman.(5) Wat betekent volgens hem 'zeel'? Het
gaat hier om het algemene Oudgermaanse woord sali, een bouwtechnische
term voor een halvormig huis, zonder indeling in vertrekken. Soms werd
de benaming zeel of sali gebruikt voor tijdelijke onderkomens, zoals schaapskooien
en tijdelijke behuizingen voor runderen. Wanneer de tijdelijke nederzettingen
zich tot permanente ontwikkelden, kreeg de plaats een naam met 'zeel'
erin. Huisman noemt daarvan verschillende voorbeelden. Het gaat bij dergelijke
jongere nederzettingen om een soort dochternederzettingen, die door ontginning
vanuit een ouder domeingoed ontstaan kunnen zijn. De meeste 'zeel' nederzettingen
liggen in voormalig onontgonnen land, in de nabijheid van moerasgronden
en waterlopen. Het woord 'scherp' in de plaatsnaam Scherpenzeel kan vele
betekenissen hebben. Men kan denken aan de bodemgesteldheid, de plantengroei,
een scherphoekig stuk land, een plaats waar een 'scherprechter' recht
sprak. Tenslotte kan men denken aan Scherp als persoonsnaam. Het is dan
afkomstig van de stam Skarpa- of Skarpja- 'snijdend'. Huisman noemt verschillende
voorbeelden van dergelijke persoonsnamen en onderzoekt welke combinatie
van 'Scherp' en 'zeel' het meest plausibel is. Daarbij lijkt hem Scherpenzeel
in de betekenis van de 'seli van Skarpo', het huis van de persoon Skarpo,
het meest waarschijnlijk. nadere beschouwing Interessant is vervolgens de beschouwing van
Huisman over het benoemingsprobleem. Een plaats, rivier of weg kan zijn
vernoemd naar een elders voorkomende naam, omdat kolonisten die naam meenamen
of omdat op die wijze verwezen werd naar elders woonachtige bezitters
van grond. Dit lijkt bijvoorbeeld gebeurd te zijn met de namen Schoterzijl en ' Schoteruiterdijken' . Huisman
vond zes plaatsnamen 'Scherpenzeel', waarvan Scherpenzeel in Gelderland
wel de bekendste is. Sele namen zijn boven de grote rivieren niet talrijk,
maar komen zuidelijker, in Vlaanderen en Zuid-Nederland veel meer voor.
Het is dus sterk de vraag, of de benaming 'zeel' of 'sele' noordelijk
van de grote rivieren wel inheems is. Voor de meeste van de boven de grote
rivieren gelegen dorpen met de naam Scherpenzeel geldt bovendien, dat
het streekdorpen zijn, die aan de rand van het woongebied (in de elfde
of twaalfde eeuw) moeten zijn gebouwd. Het zijn dus relatief jonge nederzettingen.
En tenslotte liggen de vier Nederlandse plaatsen Scherpenzeel alle in
het middeleeuwse bisdom Utrecht, zodat een kolonisatie vanuit het Nedersticht
naar het noorden mogelijk tot de noordelijker gelegen plaatsnaam Scherpenzeel
geleid heeft. Scherpenzeel in Friesland is mogelijk ontstaan vanuit Echten,
dat weer relaties had met klooster Sint Odulf van Stavoren en met het
klooster te Ruinen. Mogelijk dat langs die weg de vernoeming heeft plaatsgevonden.
In Scherpenzeel heeft een 'grangius', een uithof van het klooster Sint
Odulf gestaan, en in Echten een 'villa Echtene' van het klooster uit Ruinen. Huisman concludeert, dat er mogelijk in Vlaanderen,
Wallonië of Noord Frankrijk een plaats Scherpenzeel bestaan heeft,
waar de andere plaatsen naar genoemd zijn. Een dergelijke plaats is echter
tot nu toe niet gevonden, zodat het een hypothese blijft.
De eerste, die in deze gemeente na de Reformatie dominee was, was Balthazar
Stuifzand, die in het jaar 1622 naar Berlikum vertrok. Op de 2de Juni
1654 is in Scherpenzeel overleden dominee Obertus Fopii Miederhuis, blijkens
een grafsteen in de kerk van Scherpenzeel. Scherpenzeel omstreeks 1840
Volgens Van der
Aa waren er omstreeks 1840 in Scherpenzeel 29 huizen. (6) Zij lagen toen
door uitgestrekte wei- en hooilanden omringd langs de weg. Er zouden toen
180 inwoners zijn, die meest in de landbouw hun bestaan vonden. De landerijen
loopen van de Scheene tot aan de Kuinder. Aan de Kuinder behoort onder
Scherpenzeel ook een lange streek huizen, die bij de Oude-Schoterzijl
begint en tot aan de scheiding met Munnekeburen en Oude-Lamer doorloopt,
en die Langelille genoemd wordt.
overstroming van 1825
Bij de watervloed van Februari
1825 werd dit dorp, even als het naburige Spanga, zwaar getroffen.
Vrijdagmorgen om tien uur stortte het water tot bijna vijf palmen hoogte
over de Lindedijk en verenigde zich met water uit het zuidwesten. Vervolgens
werden alle landerijen onder Spanga gelegen en drie uren later die onder
Scherpenzeel overstroomd. De ingezetenen trachtten te bergen wat zij konden,
maar spoedig werd de stroom water zo sterk, dat er geen houden aan was.
Ondertussen spoelde veel drijfgoed, waaronder veel vee, uit Overijssel
over de landerijen. Het water steeg die dag tot de hoogte van twee el
op het vlakke land, en dus acht palm hooger dan in het jaar 1776. Bijna
alle boerenwoningen werden ten dele vernield of zwaar beschadigd. Honderden
runderen verdronken en een hoog bejaarde vrouw, Hendrikje Bartelds Oosterhof
genaamd, die in Spanga woonde, werd met haar woning een prooi van de golven,
terwijl, in Scherpenzeel buitendijks een geheel huisgezin jammerlijk hel
leven verloor. Groot waren de verliezen. Alle koeien verdronken en menig
boer werd tot de bedelstaf gebracht. (6)
Het dorp maakt deel uit van de Grote Veenpolder van Weststellingwerf, die in de 19e eeuw tot stand kwam. Daarover is bij de geschiedenis van de 19e eeuw een apart item gemaakt.
Er is een boek verschenen met een inventarisatie van veldnamen in het dorpsgebied. Daarin staat ook de beschouwing over de betekenis vand e naam Scherpenzeel.
Piet van der Lende - Veldnaemen van Stellingwarf diel V - De Langelille, Munnikeburen, Ni'jtriene, Scharpenzeel, Sliekenborg, Spange. Stichting Stellingwarver Schrieversronte Berkoop 2003. Boek in pdf
(1).
OSU II, nr 1045 17 augustus 1245. Een afschrift van de oorkonde bevindt
zich in het cartularium van St Odulf dat berust in het Rijksarchief van
Friesland. Zie voor een uitgebreide behandeling van dit cartularium Mol
1998.
(2). G.P. Mulder-De Stellingwerfse Dorpsnamen
(3). van der Tuin blz 63
(4). De Groot artikel 1.
(5). Zie: prof. dr. J.A. Huisman-de plaatsnaam Scherpenzeel
(6) Van der Aa deel 10 blz 156/157
samenstelling tekst en lay out pagina: Piet van der Lende
|
|